Toets H5

Toets Hoofdstuk 5 'Vorming van landschappen'
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Toets Hoofdstuk 5 'Vorming van landschappen'

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van chemische verwering?
A
Doordat kalksteen oplost in regenwater, ontstaat er een grot.
B
Doordat plantenwortels in een scheur in de rots groeien, barst de rots.
C
Door grote temperatuurverschillen valt een rotsblok in stukken uiteen.
D
Door vorstverwering breekt hoog in de bergen een stuk rots af.

Slide 2 - Quizvraag

In welk gebied is de chemische verwering het sterkst?
A
In een gebied met een gematigd zeeklimaat.
B
In een gebied met een hooggebergteklimaat.
C
In een gebied met een tropisch regenwoudklimaat.
D
In een gebied met een woestijnklimaat.

Slide 3 - Quizvraag

In welk gebied is de mechanische verwering het sterkst?
A
In een gebied met een gematigd zeeklimaat.
B
In een gebied met een hooggebergteklimaat.
C
In een gebied met een tropisch regenwoudklimaat.
D
In een gebied met een woestijnklimaat.

Slide 4 - Quizvraag

Hierna staan twee uitspraken. Welke van de uitspraken is/zijn juist?
I Erosie kan plaatsvinden doordat de wind zand meeneemt.
II V-vormige dalen ontstaan door de schurende werking van verweringsmateriaal in gletsjers.
A
Beide uitspraken zijn juist.
B
Alleen uitspraak I is juist.
C
Alleen uitspraak II is juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 5 - Quizvraag

Welk sediment is niet gesorteerd?
A
Eolisch sediment.
B
Fluviatiel sediment.
C
Glaciaal sediment.
D
Marien sediment.

Slide 6 - Quizvraag

Welke rivier sorteert het verweringsmateriaal het meest?
A
Een rivier met een groot verhang in het hele stroomgebied.
B
Een rivier met een groot verhang in de bovenloop en een klein verhang in de benedenloop
C
Een rivier met een klein verhang in het hele stroomgebied.
D
Een rivier met een klein verhang inde bovenloop en een groot verhang in de benedenloop.

Slide 7 - Quizvraag

De kleigrond in Friesland is een voorbeeld van …?
A
eolisch sediment.
B
fluviatiel sediment.
C
glaciaal sediment.
D
marien sediment.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor tussenijstijd?
A
glaciaal
B
stuwwal
C
interglaciaal
D
Saalien

Slide 9 - Quizvraag

Welk materiaal dat zich in een morene bevindt, blijft het langst in de morene aanwezig?
A
Grind.
B
Klei.
C
Rotsblokken.
D
Zand.

Slide 10 - Quizvraag

De laatste twee ijstijden hebben het Nederlandse landschap mede gevormd. Welke van de volgende verschijnselen of sediment hoort bij de laatste ijstijd?
A
Dekzand.
B
Keileem.
C
Stuwwallen.
D
Zwerfstenen.

Slide 11 - Quizvraag

'In deze periode breidde het landijs zich uit vanuit Scandinavië. Het ijs bereikte Denemarken en Noord-Duitsland. Nederland was een poolwoestijn.'
Dit is een omschrijving van ….?
A
het Holoceen.
B
het Pleistoceen.
C
de voorlaatste ijstijd (Saalien).
D
de laatste ijstijd (Weichselien).

Slide 12 - Quizvraag

Welke transportkracht heeft het Nederlandse landschap het meest beïnvloed tijdens de laatste ijstijd?
A
Wind.
B
Zee.
C
Landijs.
D
Rivieren.

Slide 13 - Quizvraag

De Veluwe bestaat grotendeels uit natuur; de Gelderse Vallei uit akkers en weilanden.
Waarom zijn de heidegronden op de Veluwe aan het einde van de 19e eeuw niet ontgonnen?
A
De heidevelden lagen op onvruchtbare zandgrond.
B
De heidevelden en stuifzanden werden herbebost.
C
De heidevelden waren nodig voor de schapen.
D
De heidevelden waren te droog.

Slide 14 - Quizvraag

In de Gelderse Vallei is het bodemgebruik vooral ….?
A
bio-industrie.
B
gemengd bedrijf.
C
maïs en gras.
D
veeteelt.

Slide 15 - Quizvraag

Iemand doet de volgende uitspraak: 'Op de zandgronden van de Veluwe stond vroeger de veeteelt in dienst van de akkerbouw, nu is het net andersom.'
Leg deze uitspraak uit.

Slide 16 - Open vraag

Hierna staan twee uitspraken over de stuwwallen op de Veluwe. Welke van de uitspraken is/zijn juist?
1 De stuwwallen bestaan uit afzettingen van de voorlopers van de Rijn en de Maas.
2 De stuwwallen werden gevormd in het Saalien.
A
Beide uitspraken zijn juist.
B
Alleen uitspraak 1 is juist.
C
Alleen uitspraak 2 is juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 17 - Quizvraag

De Rhône ontspringt in de Zwitserse Alpen. In welk deel van de rivier zal vooral grind afgezet worden?
A
In de bovenloop.
B
In de middenloop.
C
In de benedenloop.
D
Bij de monding.

Slide 18 - Quizvraag