*Woordenschat H3, havo 2

Woordenschat H3

(herhaling)
Moeilijke woorden
Vaste voorzetsels
Voorzetseluitdrukkingen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat H3

(herhaling)
Moeilijke woorden
Vaste voorzetsels
Voorzetseluitdrukkingen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les kun je: 
werkwoorden en de vaste voorzetsels herkennen
voorzetseluitdrukkingen herkennen

Slide 2 - Tekstslide

Geef drie voorbeelden van een voorzetsel.

Slide 3 - Open vraag

Vaste voorzetsels
Sommige werkwoorden hebben vaste voorzetsels. 
voorbeeld: 
beginnen met --> hij begint met zijn huiswerk 
lachen om --> hij lacht heel hard om jouw grapje 
genieten van --> we hebben genoten van de vakantie

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden met een vast voorzetsel en een zelfstandig naamwoord
Sommige werkwoorden met een vast voorzetsel hebben daar ook een zelfstandig naamwoord. 
Voorbeeld: 
een hekel hebben aan --> Hij heeft een hekel aan huiswerk maken. 
kritiek hebben op --> hij heeft altijd wel ergens kritiek op

Slide 5 - Tekstslide

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij houdt heel erg ... aardbeien.

Slide 6 - Open vraag

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij rekent ... jou met het eten.

Slide 7 - Open vraag

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij is ontzettend bang ... spinnen.

Slide 8 - Open vraag

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

... ingang ... vandaag is de weg afgesloten. (komma)

Slide 9 - Open vraag

Voorzetseluitdrukkingen
Tot slot zijn er nog voorzetseluitdrukkingen. Die beginnen met een vast voorzetsel, daartussen komt een zelfstandig naamwoord en tot slot weer een vast voorzetsel. 
Voorbeeld: 
met behulp van --> met behulp van een bril kan hij beter zien. 
door toedoen van  --> door toedoen van zijn broer verloor hij veel geld. 

Slide 10 - Tekstslide

Welk voorzetsels pas in de zin?
Een andere naam [...] suikerziekte is diabetes.
Veel mensen waren het niet eens [...] het wetsvoorstel van de regering.
Alle fietsers worden 's avonds [...] de politie gecontroleerd [...] hun fietsverlichting.
door
in
met
naar
om
op
van
voor

Slide 11 - Sleepvraag

aan de hand van
A
voor
B
aan
C
met
D
van

Slide 12 - Quizvraag

gespekt –
A
voorzien van spek
B
je wist het van te voren
C
je hebt alles al gezien
D
voorzien van geld

Slide 13 - Quizvraag

ontleend aan –
A
overgenomen van
B
gehuurd van
C
geleend van
D
gegeven aan

Slide 14 - Quizvraag

uitgeloofd –
A
uitgemaakt, geblust
B
aangeboden, uitgereikt
C
uitgegeven, afgegeven
D
beloofd, toegezegd

Slide 15 - Quizvraag

uit hoofde van –
A
door, wegens
B
met, mede
C
uit, uiterst
D
voor, voornemens

Slide 16 - Quizvraag

Goed geld naar kwaad geld gooien.

Slide 17 - Woordweb

Geld naar kwaad geld gooien=
Geld in een hopeloze zaak steken

Slide 18 - Tekstslide

Goed in de slappe was zitten =

Slide 19 - Open vraag

Geen rooie cent hebben =

Slide 20 - Open vraag

Geld dat stom is, maakt recht wat krom is =
A
Alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan
B
Geld in een hopeloze zaak steken
C
– Met geld kun je strafbare handelingen verdoezelen
D
Er is meer in het leven dan rijkdom

Slide 21 - Quizvraag

Eieren voor je geld kiezen =
A
De prijs van een product zegt vaak iets over de kwaliteit
B
geen geld hebben om uit te geven
C
Voor dat geld is hard gewerkt
D
Met minder genoegen nemen dan je eigenlijk wilde

Slide 22 - Quizvraag

Tijd is geld

Slide 23 - Woordweb

– Tijd is geld
– Als je tijd verprutst, verspil je ook geld.

Slide 24 - Tekstslide

hebben
praten
lopen
geven
Zijn schaapjes op het droge
in de soep 
je mond voorbij
je ogen goed de kost

Slide 25 - Sleepvraag

Wat vond je van deze les ?
A
duidelijk, ik snap het
B
duidelijk, maar ik heb meer oefening nodig
C
te makkelijk voor mij
D
ik begrijp er niet veel van

Slide 26 - Quizvraag