Clase 1

   Clase 1
   Y tú, ¿Cómo eres?

   thema: Uiterlijk en sport

   Havo 2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

   Clase 1
   Y tú, ¿Cómo eres?

   thema: Uiterlijk en sport

   Havo 2

Slide 1 - Tekstslide

Información P2
Periodisering: 1-2-1-2

18-12-24: PO mi mejor amigo (weging 1) 
Informatie komt nog

Toetsweek 2: Capítulo 3 (weging 3) 
Zie volgende slide

Slide 2 - Tekstslide

Toetsstof C3
- Vocabulario 3.1 t/m 3.4 L-R (p. 121 & 122 van je WB)
- Frases clave L-R/R-L (bron E + K, TB. P. 30 & 33)
- Bijvoeglijk naamwoord (Bron D, TB. P. 30)
- Werkwoorden met klinkerwisseling van o/u -> ue (Bron G. TB. P. 31)
- Gebiedende wijs (bron J. TB. P. 33)
- Werkwoorden in de presente en presente perfecto

Slide 3 - Tekstslide

Conjugaciones
1. Ga naar je tekstboek op pagina  31 en schrijf de juiste vervoeging over van de 
volgende werkwoorden:  poder, contar, dormir, mostrar, encontrarse, volver & jugar.

2. Ga naar verbuga.eu

3. Oefen de onderstaande werkwoorden in de presente


verbos: 
Hablar, comer, escribir, buscar, leer, vivir, ser, tener, estar, saber, poner, dar, salir, empezar, perder, preferir, poder, contar, dormir, mostrar, encontrarse, volver y jugar

15 minuten in volledige stilte
timer
10:00000

Slide 4 - Tekstslide

Vocabulario
  1. practica vocabulario 3.1 
  2. De volgende les komt er een formatief S.O. dus zorg dat je dit serieus neemt.

Slide 5 - Tekstslide

Capítulo 3
  1.  Leemos el texto en página 26
  2. Haz ejercicio 1  en tu libro de ejercicios
  3. Eerder klaar? Leer de frases clave of de vocabulaire.
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Los adjetivos
 Bekijk de video over de bijvoeglijk naamwoorden en schrijf mee.

Slide 7 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord
A
Is een woord dat iets zegt over een zelfs nw
B
Is een woord dat een hoeveelheid aangeeft
C
Is een woord dat de persoon aangeeft

Slide 8 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan, aan:
A
zowel geslacht (m/v) van het zelfstandig nw als enkelvoud/meervoud
B
het bijvoeglijk naamwoord past zich nooit aan
C
alleen aan het geslacht (m/v) van het zelfstandig nw
D
alleen aan het enkelvoud/meervoud van het zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

het bijvoeglijk naamwoord staat........
A
achter het zelfstandig naamwoord
B
vooraan in de zin
C
voor het zelfstandig naamwoord
D
achteraan in de zin

Slide 10 - Quizvraag

Ik begrijp dit:
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

A trabajar:
  1.  Een vrolijke smiley = aan de slag met opdracht 12abc & 14a. Maak gebruik van je tekstboek (Bron D, TB. P. 30)
  2. Een sippe of boze smiley = eerste opdracht vooraan samen doen, daarna aan de slag. 

Ga je zelfstandig aan de slag, dan ben je helemaal stil tot docent zegt dat je mag overleggen.
Eerder klaar? Vocabulaire 3.1 of frases clave oefenen.

Slide 12 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord:

La cama ...
A
blanco
B
blanca
C
blancas
D
blanque

Slide 13 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord:

El armario...
A
rojo
B
roje
C
rojas
D
rojos

Slide 14 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord:

Las chicas...
A
simpáticos
B
simpática
C
simpático
D
simpáticas

Slide 15 - Quizvraag

Mi mejor amigo

Slide 16 - Tekstslide

Los deberes
Estudiar:
- Vocabulario 3.1
- Frases clave E


Hacer:
- Ej. 12abc
- Ej. 14a

Slide 17 - Tekstslide