Oefenen pw taalbewustzijn H4

OEFENEN voor het PW
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

OEFENEN voor het PW

Slide 1 - Tekstslide

Noteer het werkwoord van deze zin:

Oma bakt een cake.

Slide 2 - Open vraag

Noteer het werkwoord van deze zin:

Jullie smeren je brood.

Slide 3 - Open vraag

Noteer het werkwoord van deze zin:

Ik fiets harder dan Leo.

Slide 4 - Open vraag

Noteer het werkwoord van deze zin:

Draait de DJ een plaatje?

Slide 5 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm van deze zin:

Harco vertelt een mooi verhaal.

Slide 6 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm van deze zin:

Mijn vader repareert de auto.

Slide 7 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm van deze zin:

New York heeft mooie straten.

Slide 8 - Open vraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Hoe maak jij die lekkere saus?

Slide 9 - Open vraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Weet jij wie de winnaar is?

Slide 10 - Open vraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Jan wil als het regent niet buiten spelen.

Slide 11 - Open vraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Leonie heeft een mooi kleedje gehaakt.

Slide 12 - Open vraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Mijn neef speelt graag met Lego.

Slide 13 - Open vraag

Maak een zin met het werkwoord 'varen', waarin 'varen' de pv is. Je mag het woord vervoegen.

Slide 14 - Open vraag

Doe van de volgende zin de tijdproef en schrijf de persoonsvorm op.
Mijn kat spint graag op de bank.

Slide 15 - Open vraag

SPELLING

Slide 16 - Tekstslide

Noteer de ik-vorm van het werkwoord
gillen

Slide 17 - Open vraag

Noteer de ik-vorm van het werkwoord
zijn

Slide 18 - Open vraag

Noteer de ik-vorm van het werkwoord
harken.

Slide 19 - Open vraag

Noteer de ik-vorm van het werkwoord
verven.

Slide 20 - Open vraag

Noteer de ik-vorm van het werkwoord
betalen.

Slide 21 - Open vraag

Noteer het hele werkwoord van elke persoonsvorm.

Joop aaide het paard voorzichtig.

Slide 22 - Open vraag

Noteer het hele werkwoord van elke persoonsvorm.

De koe geeft melk.

Slide 23 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.

De makelaar ... (verkopen) het huis.

Slide 24 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.

Wat ... (vinden) jij van mijn nieuwe telefoon?

Slide 25 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.

Die film ... (eindigen) met een gevecht.

Slide 26 - Open vraag

kies uit ij of ei.

De g...t eet sla.
A
ei
B
ij

Slide 27 - Quizvraag

kies uit ij of ei.

De juf z... 'dat heb jij goed gedaan!'
A
ei
B
ij

Slide 28 - Quizvraag

kies uit g, gg of ch

Ei...enlijk wil ik liever sporten dan film kijken.
A
g
B
gg
C
ch

Slide 29 - Quizvraag

Verbeter de zin:
Geef me ff een de pindakaas door.

Slide 30 - Open vraag

Verbeter de zin:
Zin in de vakantie?

Slide 31 - Open vraag

Wilt u even met mij meelopen?
A
formele taal
B
informele taal

Slide 32 - Quizvraag

Ga allemaal maar staan!
A
formele taal
B
informele taal

Slide 33 - Quizvraag

Je spreekt met klasgenoten af dat je een schoolfeest gaat organiseren. Welke taal spreek je?
A
formele taal
B
informele taal

Slide 34 - Quizvraag

Wat is vaktaal?
A
Een taal die heel goed gesproken wordt.
B
Een taal die bij een bepaald beroep hoort.
C
Taal voor vakken zoals Nederlands, aardrijkskunde of wiskunde.
D
Taal die aangeeft wat er in de vakken in de winkels ligt.

Slide 35 - Quizvraag

Sporttaal en vaktaal zijn voorbeelden van groepstalen. Noem nog een andere groepstaal.

Slide 36 - Open vraag