herhaling spelling hfst. 1 t/m 6 basis

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Oefenen met

werkwoordspelling

Voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd kun je 't ex-kofschip gebruiken?

1. waar
2. niet waar

Voor het spellen van het voltooid deelwoord kun je 't ex-kofschip gebruiken?

1. waar
2. niet waar

Voor het spellen van de persoonsvorm
in de verleden tijd kun je 't ex-kofschip gebruiken?

1. waar
2. niet waar

Voor het spellen van de persoonsvorm
in de tegenwoordige tijd kun je het trucje met 'lopen' gebruiken?

1. waar
2. niet waar

Nu gaan we oefenen!

Kijk eerst of het PERSOONSVORM TT , PERSOONSVORM VT of VOLTOOID DEELWOORD is

Pas daarna de goede regel toe!

Casper (branden) zijn vingers gisteren.

1. brande
2. brandde
3. brandden
4. branden

Iedereen heeft weleens (falen)

1. gefaald
2. gefaalt
3. gefalen

Marle en Noa hebben (beloven) te stoppen met pesten.

1. belooft
2. beloovt
3. beloofd
4. beloovd

(vinden) je deze les ook zo leuk?

1. vin
2. vint
3. vindt
4. vind

Meneer Kalis (vinden) het hopelijk wel wat.

1. vind
2. vint
3. vindt

Voor de kerstvakantie (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Als Rania nu eens een beetje (opschuiven), dan kunnen we allemaal zitten.

1. opschuift
2. opschuifd
3. opschuivt
4. opschuivd

Kan Qimo Corona (verspreiden)?

1. verspreide
2. verspreiden
3. verspreidde
4. verspreidden

Heeft iedereen zijn naam op Julius' schoenen (vermelden)?

1. vermeld
2. vermelt
3. vermeldt

Mevrouw Jansen (zetten) die van haar er gisteren nog op.

1. zet
2. zetten
3. zette
4. zat

De leerlingen zijn flink (straffen).

1. gestraft
2. gestrafd
3. gestrafft
4. gestraffd

Nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt

Een ongeluk is zo (gebeuren).

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt

Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat (leren).

1. geleerd
2. geleert
3. geleerdt

Staat in deze zin een persoonsvorm en een voltooid deelwoord?
Ik heb een fiets gekocht?

1. ja
2. nee

Staat in deze zin een persoonsvorm en een voltooid deelwoord?
Vorige week lag ik lekker in de zon.

1. ja
2. nee

Staat in deze zin een persoonsvorm en een voltooid deelwoord?
Wij zijn naar de winkel geweest?

1. ja
2. nee

Noteer drie zwakke werkwoorden.

Noteer drie sterke werkwoorden.

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord lopen?

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord spelen?

Wat is het meervoud van
pot?

Wat is het meervoud van
boon?

Wat is het meervoud van
staaf?

Wat is het meervoud van
lolly?

Wat is het meervoud van
gieter?

Wat is het meervoud van
vakantie?

Wat is het meervoud van
foto?

au of ou?
Een kab....ter is erg klein.

1. au
2. ou

au of ou?
Het eten is een beetje fl.....w.

1. au
2. ou

au of ou?
In de p.....ze eet ik mijn boterhammen.

1. au
2. ou

au of ou?
De toesch.....wers juichen.

1. au
2. ou

ij of ei?
De auto rijdt met hoge snelh.....d

1. ij
2. ei

ij of ei?
De g.....t staat in de wei bij de andere dieren.

1. ij
2. ei

ij of ei?
Hij heeft een pr.....sje gewonnen.

1. ij
2. ei

ij of ei?
De journalist schr.......ft een artikel.

1. ij
2. ei

Nu hebben we alle stof van de toetsweek herhaald. 

Hopelijk ging het goed. 

Ik wens jullie veel succes met leren voor het onderdeel grammatica