Interpunctie/hoofdletters

Afspraken
- Je heb je spullen op orde (lesboek, pen,laptop)
- Je hebt respect voor elkaar 
- Je laat een ander uitpraten 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Afspraken
- Je heb je spullen op orde (lesboek, pen,laptop)
- Je hebt respect voor elkaar 
- Je laat een ander uitpraten 

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdletters/leestekens

Slide 2 - Tekstslide

Programma
- woordweb
- uitleg hoofdletters/leestekens
- quiz vragen
-opdracht leestekens (online + werkblad in classroom)
- kahoot

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Je kunt hoofdletters, punten, komma's, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken in een zin. 

Slide 4 - Tekstslide

Waarom hoofdletters en leestekens?

Slide 5 - Open vraag

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 6 - Woordweb

HOOFDLETTERS

Slide 7 - Tekstslide

Zo gebruik je hoofdletters
- Aan het begin van een zin: Vandaag moeten jullie naar school.
- Bij namen: Sophia, Panta Rhei, mevrouw Bos etc.
- Feestdagen: Pasen, Halloween, Kerstmis, Nieuwsjaarsdag etc. Let op dat je bij samenstellingen (van feestdagen) geen hoofdletter gebruikt: kerstdag, halloweenversiering etc.
- Namen van mensen, topografische namen (landen, rivieren, straatnamen etc.) en merken.

Slide 8 - Tekstslide

GEEN HOOFDLETTERS
Let op: 

- Namen van dagen van de week (vrijdag), maanden (november), -  seizoenen (herfst) en windstreken (westen) 
krijgen GEEN hoofdletter.

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van een zin
B
bij namen van rivieren
C
bij namen van seizoenen
D
bij woorden die van namen zijn afgeleid

Slide 10 - Quizvraag

Dagen van de week
A
wel hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 11 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?
A
Leeuwarden
B
leeuwarden

Slide 12 - Quizvraag

beste mevrouw vergeer
In de bovenstaande zin moet...
A
1 hoofdletter
B
2 hoofdletters
C
3 hoofdletters
D
geen hoofdletters

Slide 13 - Quizvraag

LEESTEKENS 

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

Slide 14 - Tekstslide

Waarom gebruik je leestekens?

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

PUNTEN 

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 21 - Tekstslide

VRAAGTEKENS

- Na een vraag


Hoe lang duurt deze les nog?

'Neem jij koekjes mee voor bij de thee?' vroeg Meike.

Slide 22 - Tekstslide

UITROEPTEKENS 

- Om een bevel of waarschuwing aan te geven


Halt, of ik schiet!

Stop!

Kom hier!



Slide 23 - Tekstslide

KOMMA'S

- Als pauzeteken in een zin


Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.



Slide 24 - Tekstslide

KOMMA'S (2)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.



Slide 25 - Tekstslide

KOMMA'S (3)

- Tussen twee persoonsvormen


Als ik naar huis fiets, heb ik tegenwind.



Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag
4K: Maak de opdrachten H1 Taalverzorging blz 28 t/m 29
of kijk deze na
Klaar? blz 30 opdr 1 en 2



4B maken blz. 36 t/m  39: opdr 5 en 6 NIET
wel opdr 7

Slide 27 - Tekstslide