In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
Voltooid deelwoord of persoonsvorm?
Slide 1 - Tekstslide
Doel van de les
Aan het einde van de les kun je herkennen of het werkwoord een persoonsvorm is of een voltooid deelwoord en weet je welke spellingsregels je moet gebruiken.
Slide 2 - Tekstslide
Raadsel!
Welk beroep heeft deze man?
Slide 3 - Tekstslide
Terugblik: wat weet je nog over het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord?
Slide 4 - Open vraag
VD of PVTT?
Heeft Hans zijn rijbewijs (halen)?
Na zijn lastige examen (krijgen) hij een medaille.
Slide 5 - Tekstslide
VD of PVTT?
* Maak de zin vragend.
Komt het werkwoord vooraan te staan? = PVTT Komt er een hulpwerkwoord van hebben, zijn of worden vooraan te staan. Dat is de pv. Het werkwoord dat bij dat hww hoort, is het voltooid deelwoord
Spel het werkwoord volgens de regels.
Heeft Hans zijn rijbewijs (halen)? gehaald
Na zijn lastige examen (krijgen) hij een medaille. krijgt
Slide 6 - Tekstslide
Heb je mijn mail al [beantwoord]?
Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 7 - Quizvraag
Ik [word] door mijn moeder naar huis gebracht.
Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 8 - Quizvraag
[Gelooft] de leraar jouw smoesje?
Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 9 - Quizvraag
De beste vriend van mijn broertje is sinds vorige week [verhuisd].
Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 10 - Quizvraag
Ruim vijf miljoen Nederlanders (beoefenen) een of andere sport.
Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 11 - Quizvraag
Opdracht:
Vul de juiste vorm in:
Mohammed .............................. morgen naar een nieuw huis.
Sjaan heeft haar moeder gisteren .............................. .
verhuist
verhuisd
Slide 12 - Sleepvraag
Opdracht: Maak twee zinnen met het woord 'gebruikt'. In zin 1 is 'gebruikt' een pvtt. In zin 2 is 'gebruikt' een vd.
Slide 13 - Open vraag
Ik weet hoe ik het verschil kan zien tussen een voltooid deelwoord en een persoonsvorm in een zin.