Les 12: Poëzie

Wens
Dat je mag vinden wat je zoekt. 
Dat je blijft zoeken als je vindt. 
Dat je de dingen blijft bekijken 
met de wijsheid van een kind. 
Dat elke dag één ogenblik
je overrompelt, pakt of raakt.
Dat het een jaar wordt dat de grootste afstand 
overbrugbaar maakt. 

Stijn De Paepe
 
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
LessonUpSecundair onderwijs

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wens
Dat je mag vinden wat je zoekt. 
Dat je blijft zoeken als je vindt. 
Dat je de dingen blijft bekijken 
met de wijsheid van een kind. 
Dat elke dag één ogenblik
je overrompelt, pakt of raakt.
Dat het een jaar wordt dat de grootste afstand 
overbrugbaar maakt. 

Stijn De Paepe
 

Slide 1 - Tekstslide

Les 12: Poëzie

Slide 2 - Tekstslide

Wat is poëzie voor jou? 

Slide 3 - Tekstslide

Welke gevoelens roept het beeld van een geboorte bij je op? 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Woordweb

Welke gevoelens roept het beeld van een begrafenis bij je op? 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Woordweb

Welke woorden kunnen deze gevoelens verbeelden?
bv. regendruppels 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Woordweb

Welke woorden kunnen deze gevoelens verbeelden?
bv. zonneschijn 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Woordweb

https://www.poezieweek.com/
25 januari tot 31 januari

Slide 12 - Tekstslide

De vorm van taal in gedichten
Bestudeer de theorie 5 minuten in je Trajectwijzer. 
Doe mee met de test. 

Slide 13 - Tekstslide


A
eindrijm
B
alliteratie
C
vrij vers
D
enjambement

Slide 14 - Quizvraag


A
eindrijm
B
vers
C
vrij vers
D
strofe

Slide 15 - Quizvraag


A
eindrijm
B
vers
C
vrij vers
D
strofe

Slide 16 - Quizvraag


A
refrein
B
alliteratie
C
enjambement
D
vrij vers

Slide 17 - Quizvraag


A
refrein
B
vers
C
vrij vers
D
eindrijm

Slide 18 - Quizvraag


A
eindrijm
B
vers
C
refrein
D
vrij vers

Slide 19 - Quizvraag


A
enjambement
B
vers
C
strofe
D
vrij vers

Slide 20 - Quizvraag

Rijmschema's
Als je rijmende woorden aan het eind van een regel dezelfde letter geeft, ontstaat een rijmschema.
Welke rijmschema's komen het vaakst voor? 
- gekruist rijm: abab (cdcd)
- gepaard rijm: aabb (ccdd)
- omarmend rijm: abba (cddc) 






Slide 21 - Tekstslide

Omarmend rijm: abba (cddc) 
Ik droeg nog kleine kleren, en ik lag: a
Languit met mijn moeder in de warme hei,: b 
De wolken schoven boven ons voorbij: b 
En mijn moeder vroeg wat ik in de wolken zag.: a

Slide 22 - Tekstslide

Gekruist rijm: abab (cdcd)
Er viel een vogel die geen vogel was: a
Niet ver van hem tussen de kruiden: b 
En hij werd niet meer wakker want het gras: a 
Werd rood, een ieder weet wat dat beduidde: b

Slide 23 - Tekstslide

Gepaard rijm: aabb (ccdd)
En je neus en je mond en je haar: a
en je ogen en je hals waar: a 
je kraagje zit en je oor: b
met je haar er voor: b

Slide 24 - Tekstslide

William Shakespeare – Sonnet 18 


Zal ik eens jou zien én een Zomerdag?                                 a                                                               
Zo heerlijk en zo vriendelijk ben jij.                                         b
Wind rukt de appelknoppen van de Mei                               b
En zomers recht is al te kort van kracht.                               a
Zomaar te vurig brandt het hemels oog                               c
En dan weer raakt die gouden gloed gedempt                  d
En schoon vloeit zomaar niet van schoon omhoog,        c
Maar faalt, of valt ter aarde, ongetemd.                                 d
Toch zal jouw eeuwige Zomer niet bederven                      e
Noch wordt het schoon dat jij bezit gesnoeid,                    f
Noch laat de dood jou in zijn schaduw zwerven                e
Als jij in eeuwige regels voor altijd groeit.                             f
Tot zien en adem mannen zijn benomen,                             g
Tot dan leeft dit, dit laat jou wederkomen.                            g

Slide 25 - Tekstslide

Beeldspraak

Slide 26 - Tekstslide

Ik heb onlangs ontdekt, dat ik slaap zoals flamingo's staan:
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 27 - Quizvraag


A
vergelijking
B
metafoor

Slide 28 - Quizvraag


A
vergelijking
B
metafoor

Slide 29 - Quizvraag


A
vergelijking
B
metafoor

Slide 30 - Quizvraag


A
vergelijking
B
metafoor

Slide 31 - Quizvraag

Op het einde van het gedicht soms de dichter zes zaken op die hem de tijd doen ruiken. Sommige van die dinen kun je niet ruiken. Welke zintuigen gebruik je dan wel bij die dingen?
(zien - horen - ruiken - proeven - voelen)

Slide 32 - Open vraag

Welke zintuigen
worden hier gecombineerd?

Slide 33 - Open vraag

Soms lacht de toekomst je toe.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 34 - Quizvraag

Rond je tiende breekt de storm van de puberteit aan.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 35 - Quizvraag

Het viergangenmenu biedt een kleurig palet aan smaken.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 36 - Quizvraag

De nachten daar zijn bitter koud.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 37 - Quizvraag

Zomernachten die even warm en zacht waren als de buik van konijnenjongen.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 38 - Quizvraag

In dat huis heeft armoede haar intrek genomen.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 39 - Quizvraag

Haar koude ogen zeggen genoeg.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 40 - Quizvraag

Ik voelde me als een kleuter die een basketbal wil vastgrijpen.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 41 - Quizvraag

Met lood in zijn schoenen begon hij aan de wedstrijd.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 42 - Quizvraag

Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 43 - Quizvraag

Zelftest online - zie Trajectwijzer p. 132 en verder

Slide 44 - Tekstslide