De weg vragen en geven in het Engels

• Engels
• Basisschool
• Groep 5,6

Thema 2

Jij & je buurt

Hoofdstuk 3

spreken en gesprekken voeren

Doel van de les 

Je gaat de weg vragen en wijzen. 

Je leert nieuwe woorden. 

De weg vragen

Lesdoel

Aan het einde van de les kun je de weg vragen en geven in het Engels.

Introduceer het leerdoel van de les en leg uit wat we deze les gaan doen.

Wat weet je al over het vragen en geven van de weg in het Engels?

Voorkennis activeren

Het is vlakbij het ziekenhuis
is / near / hospital / the / it?

De leerlingen maken zinnen van de losse woorden. Vervolgens toon je de juiste antwoorden op het Digibord en de leerlingen zien of ze het goed gedaan hebben.

De school is aan het einde van de straat
school / the / end / of/ the / street / is / end/ at .

De leerlingen maken zinnen van de losse woorden. Vervolgens toon je de juiste antwoorden op het Digibord en de leerlingen zien of ze het goed gedaan hebben.

Kunt u mij vertellen waar het busstation is?
me / Could / busstation / where / you / tell / the /is

Useful language

Asking directions

Handige zinnen om de weg te vragen

Do you know where the city park is?

Could you tell me where the busstation is?

How do I get to the policestation?

Could you show me on the map?

Benoem (en lees hardop voor) welke zinnen deze les aan bod komen. Laat de leerlingen waar nodig de vertalingen benoemen.

Vraag in het engels:
Kunt u mij vertellen waar het busstation is?

Useful language

Asking directions

Handige zinnen om de weg te wijzen

Go straight ahead.

The cinema is at your left.

Stop at the traffic lights.

Cross the road.

Go left / right

Take the first / second street on the right / left

Go straight at the roundabout

Benoem (en lees hardop voor) welke zinnen deze les aan bod komen. Laat de leerlingen waar nodig de vertalingen benoemen.

Benoem dat de zinnen ingevuld kunnen worden met left/right/straight etc.

Hoe zeg je in het Engels Ga rechtdoor

Hoe zeg je in het Engels
neem de tweede straat rechts

Useful language

Asking directions

Handige zinnen om te vertellen waar iets is

It's on the left / the right

It's next to the the grocery store

It's behind the cinema

It's near the busstation

Benoem (en lees hardop voor) welke zinnen deze les aan bod komen. Laat de leerlingen waar nodig de vertalingen benoemen.

Benoem dat de zinnen ingevuld kunnen worden met left/right/straight etc.

Zeg in het Engels waar het is:
Het is naast de bioscoop

Deze plattegrond is benodigd voor de volgende opdracht. Leerlingen gaan dan zinnen in de juiste volgorde zetten om van plek 1 naar plek 2 te komen. Benoem hier duidelijk bij dat ze zich moeten inleven in de reiziger en dat links op de kaart voor de reiziger rechts kan zijn wanneer hij andersom staat.

Hoe kom ik van A naar B?

Turn left.

Stop at the roundabout.

Go straight.

Go straight at the roundabout.

De leerlingen zetten de zinnen op de juiste volgorde om van plek A naar plek B te komen. Vervolgens toon je de antwoorden op het bord en bespreek je deze met de leerlingen, zo kunnen ze leren van hun fouten en de volgende plattegrond beter invullen.

Hoe kom ik van C naar D?

Turn right at the roundabout.

Turn left.

Go straight.

Take the first left.

De leerlingen zetten de zinnen op de juiste volgorde om van plek C naar plek D te komen. Vervolgens toon je de antwoorden op het bord en bespreek je deze met de leerlingen, zo kunnen ze leren van hun fouten en de volgende plattegrond beter invullen.

Put the sentences in the right order to get from F to A.

Turn straight at the roundabout.

Take the first right.

Go straight.

Take the first left.

De leerlingen zetten de zinnen op de juiste volgorde om van plek F naar plek A te komen. Vervolgens toon je de antwoorden op het bord en bespreek je deze met de leerlingen, zo kunnen ze leren van hun fouten.

Play the game with the person next to you.

Use the words and sentences you have learned.

De leerlingen gaan nu tweetallen vormen en dan allebei één keer een route beschrijving volgen. Op de volgende dia staat de plattegrond weer weergegeven en staan er hulp zinnen bij. De leerling die luistert volgt de weg van de ander met zijn vinger mee.

Waar is het

Kijk op de kaart op bladzijde 95

Waar is de supermarkt
welke zin klopt?

1. The supermarkt is behind the museum
2. The supermarkt is near the petshop

Waar ligt het Hotel?
Welke zin klopt

1. The hotel is next to the policestation
2. The hotel is behind the church

Waar ligt het park?
Welke zin klopt

1. The park is at the left of the supermarket
2. The park is in front of the school

Waar ligt het ziekenhuis?
Welke zin klopt

1. The hospital is near the bridge
2. The hospital is behind the church

De weg vragen

Je zit in het cafe

Je vriend staat voor de brug en wil naar je toekomen

Hoe moet hij  lopen? 

Wat moet hij doen om naar je toe te komen?

Hoe leg ik uit hoe mijn vriend moet lopen?

De weg vragen

Je staat voor het cafe

Je klasgenoot komt aangelopen en vraagt hoe hij/zij naar de supermarkt moet lopen.

vertel hem/haar de weg

Samenvatting

We hebben geleerd hoe we de richting kunnen vragen, hoe we aanwijzingen kunnen geven en belangrijke woorden die we nodig hebben om de weg te vragen en te geven in het Engels.

Vat de belangrijkste punten van de les samen en herhaal de leerdoelen.

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.