B-VCA - B-VCA deel 2 - H6

• Burgerschapsonderwijs
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

B-VCA

B-VCA 2

6. MACHINES EN GEREEDSCHAPPEN

Welke gevaren zijn er als je met dit gereedschap werkt?

Maak opdracht 1

bladzijde 87

VEILIG WERKEN MET HANDGEREEDSCHAP

Bladzijde 87 en 88

Snijdt de persoon op het plaatje op de goede manier?

1. Ja
2. Nee

Maak opdracht 2

bladzijde 89

SCHROEVENDRAAIER

Bladzijde 89 t/m 91

Werk je met een schroevendraaier? Controleer dan eerst of:

• het handvat goed vastzit
• er geen deuken of bramen zijn
• en:

1. Of het blad niet te scherp is
2. Of het blad niet te bot is
3. Of je de schroevendraaier ook als beitel kunt gebruiken

Maak opdracht 3 en 4

bladzijde 91  

MES

Bladzijde 92 t/m 94

Waarom moet je het lemmet van een mes niet te ver uitschuiven?

1. Dan snijdt hij minder goed.
2. Dan kan hij afbreken.
3. Dan wordt hij sneller bot.

Maak opdracht 5

bladzijde 94 en 95

VEILIG WERKEN MET AANGEDREVEN GEREEDSCHAP

Bladzijde 95 t/m 98

Hoe werkt de dodemansknop op de handslijpmachine?

1. Als je de dodemansknop indrukt, dan gaat er een alarm af.
2. Als je de dodemansknop indrukt, dan stopt de machine meteen.
3. Als je de dodemansknop loslaat, dan stopt de machine meteen.
4. Als je de dodemansknop loslaat, dan gaat de machine nog 3 seconden door en dan stopt hij.

Maak opdracht 6 en 7

bladzijde 98

HANDCIRKELZAAG

Bladzijde 99 en 100

Je werkt met de handcirkelzaag.

Welke PBM's draag je?

Draag je wel

Draag je niet

Maak opdracht 8 en 9

bladzijde 100 en 101

NAGEL- EN NIETMACHINE

Bladzijde 101 t/m 103

Je werkt met de nagel- en nietmachine.

Welke PBM draag je?

1. 
2. 
3. 
4. 

Maak opdracht 10 en 11

bladzijde 103

KETTINGZAAG

Bladzijde 104 en 105

Waarop werkt een kettingzaag?

1. Benzine
2. Elektriciteit
3. Luchtdruk

Maak opdracht 12 en 13

bladzijde 105 en 106

VEILIG WERKEN MET VAST OPGESTELDE MACHINES

Bladzijde 106 en 107

Je werkt met de kolomboormachine.

Waarom gebruik je de beschermruit van de machine?

1. Om je ogen te beschermen tegen splinters en spetters
2. Om te zorgen dat je handen niet in de boor getrokken worden
3. Om het boorsel makkelijk weg te kunnen vegen
4. Om je werkstuk beter te kunnen zien

Maak opdracht 14

bladzijde 107

VAST OPGESTELDE SLIJPMACHINE

Bladzijde 108 en 109

Sleep de namen naar de goede plek.

Leunspaan

Veiligheidsglas

Slijpsteen

Maak opdracht 15

bladzijde 109 en 110

VAST OPGESTELDE CIRKELZAAG

Bladzijde 110 t/m 112

Je werkt met de vast opgestelde cirkelzaag.

Waarvoor gebruik je het hulpmiddel op het plaatje?

1. Om je je beschermen tegen wegspringende delen
2. Om te zorgen dat de zaag niet vastloopt in het werkstuk
3. Om grote werkstukken in de zaag te krijgen
4. Om kleine werkstukken in de zaag te duwen

Maak opdracht 16 en 17

bladzijde 112

VEILIG LASSEN

Bladzijde 113 en 114

Je gaat elektrisch lassen.

Welke PBM's draag je? 

Draag je wel

Draag je niet

Maak opdracht 18 

bladzijde 115

AUTOGEEN LASSEN

Bladzijde 115 en 116

Autogeen lassen doe je met:

Autogeen lassen doe je met:

1. Acetyleen
2. Autobrandstof
3. Elektriciteit
4. Luchtdruk

Maak opdracht 19 

bladzijde 116

VEILIG SNIJDEN MET EEN SNIJBRANDER

Bladzijde 117

Je werkt met een snijbrander.

Dit is een vorm van:

1. Elektrisch lassen
2. Autogeen lassen

Maak opdracht 20 t/m 22

bladzijde 117 t/m 120

       Geef aan welke PBM's je erbij gebruikt.

Maak opdracht 23

bladzijde 120