In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Training thema 1, 2 en 3
HAVO 5
Slide 1 - Tekstslide
timer
1:00
Noem in 1 minuut zoveel mogelijk begrippen die je bent tegengekomen tijdens het leren...
Slide 2 - Woordweb
Lupine als vervanger voor soja
Lupine is een plantensoort die net zoals sojaplanten een symbiose aan kan gaan met wortelknolbacteriën.
Soja wordt veel gebruikt in veevoer en als vleesvervanger.
Voordeel is dat Lupine ook in Noord-Europa kan groeien.
Slide 3 - Tekstslide
Over de relatie tussen knolletjesbacteriën en lupine worden drie uitspraken gedaan: (2p)
1 Knolletjesbacteriën krijgen koolstofverbindingen van lupine. 2 Lupine verkrijgt stikstofverbindingen van de knolletjesbacteriën. 3 Lupine kan zonder knolletjesbacteriën geen anorganische stoffen uit de bodem opnemen.
1
A
1=juist
2=juist
3=juist
B
1=juist
2=juist
3=onjuist
C
1=juist
2=onjuist
3=onjuist
D
1=onjuist
2=onjuist
3=onjuist
Slide 4 - Quizvraag
De stikstofverbindingen die de wortelknolbacteriën leveren gebruiken planten voor voortgezette assimilatie. Voor het maken van welke stoffen heeft de plant deze verbindingen nodig? (2p)
2
A
Eiwitten en koolhydraten
B
Koolhydraten en DNA
C
Vetten en koolhydraten
D
Eiwitten en DNA
Slide 5 - Quizvraag
Stofwisselingsprocessen
Voortgezette assimilatie is een voorbeeld van een stofwisselingsproces.
Alle stoffen die hierbij verbruikt worden of ontstaan kunnen we verdelen in organische en anorganische stoffen.
Slide 6 - Tekstslide
3 Bepaal of de stoffen organisch of anorganisch zijn:
timer
1:00
Anorganisch
Organisch
Eiwit
Ureum
NaCl
Glucose
DNA
Koolstof mono-oxide
Slide 7 - Sleepvraag
Tijdens welk stofwisselingsproces worden uit anorganische stoffen organische stoffen gebouwd? (2p)
4
A
Voortgezette assimilatie
B
Anaerobe dissimilatie
C
Koolstofassimilatie
D
Aerobe dissimilatie
Slide 8 - Quizvraag
Opdracht 5
Op de volgende pagina zijn nog een aantal stofwisselingsprocessen afgebeeld.
Sleep de naam naar de daarbij horende afbeelding.
Slide 9 - Tekstslide
timer
1:00
Aerobe dissimilatie
Alcoholgisting
Melkzuurgisting
Voortgezette assimilatie
Koolstofassimilatie
Slide 10 - Sleepvraag
Opdracht 7
Bij sommige stofwisselingsprocessen wordt energie vastgelegd in de verbinding ATP en bij sommige wordt die energie gebruikt.
Sleep de stofwisselingsprocessen naar de juiste omzetting.
Slide 11 - Tekstslide
timer
1:00
ATP wordt omgezet naar ADP
ADP wordt ATP
fotosynthese
voortgezette assimilatie
gisting
Aerobe dissimilatie
Slide 12 - Sleepvraag
Lupine als vleesvervanger
Lupinezaden bevatten evenals sojabonen veel organische stoffen (zie tabel rechts).
Door welke stoffen zijn deze zaden zo geschikt voor het gebruik in vleesvervangende voedingsmiddelen?
Slide 13 - Tekstslide
Door welke stoffen zijn deze zaden zo geschikt voor het gebruik in vleesvervangende voedingsmiddelen? (2p)
8
A
door essentiële aminozuren
B
door koolhydraten
C
door niet-essentiële vetzuren
D
door vezels
Slide 14 - Quizvraag
Vleesvervangers gemaakt van lupinezaden worden in het verteringsstelsel afgebroken. Welke verteringsklieren voegen enzymen toe die dit doen?
A
Maagsapklieren
B
Alvleesklier
C
Enzymproducerende darmcellen
D
Maagsapklieren, alvleesklier en enzymproducerende darmcellen
Slide 15 - Quizvraag
Welke verteringsproducten blijven er over nadat een eiwit in zijn geheel is afgebroken?
A
Glycerol en vetzuren
B
Monosachariden
C
Aminozuren
D
Aminozuren en monosachariden
Slide 16 - Quizvraag
Welk enzym wordt er door de maag gemaakt? En voor welke omzetting zorgt dit enzym? (2p)
Slide 17 - Open vraag
Het enzym pepsine is nog niet actief in de maagsapklieren. Als je kijkt naar de functie van het enzym kan je verklaren waarom dit belangrijk is. Leg dit uit.
Slide 18 - Open vraag
Hoe wordt de maagwand beschermd tegen het actieve enzym pepsine, wanneer het zich in actieve vorm in de maag bevindt? (1p)
Slide 19 - Open vraag
Bouw van eiwitten
De essentiële aminozuren die men binnenkrijgt door het eten van de vleesvervangers worden in het lichaam gebruikt om eiwitten mee te bouwen.
Elk gen bevat de code voor de bouw van één eiwit.
Slide 20 - Tekstslide
Elk gen bevat de code voor de bouw van één eiwit. Leg in 2 stappen uit hoe deze code wordt omgezet naar een eiwit (2p).
9
Slide 21 - Open vraag
Leg uit hoe een mutatie in een gen dat codeert voor een bepaald enzym, ertoe kan leiden dat het enzym onwerkzaam is (2p).
10
Slide 22 - Open vraag
Door genetische modificatie kunnen genen zijn ingebracht voor resistentie tegen ziekteverwekkers of resistentie tegen onkruidbestrijdingsmiddelen. In beide gevallen heeft een sojaboer een grotere teeltopbrengst. Leg uit hoe resistentie van sojaplanten tegen onkruidbestrijdingsmiddelen kan leiden tot een hogere soja-opbrengst (2p).
11
Slide 23 - Open vraag
Jos zegt dat bij soja en bij lupine dezelfde genen voor resistentie tegen een ziekteverwekker kunnen worden ingebracht. Marina merkt op dat een sojaplant zodanig genetisch gemodificeerd kan zijn, dat de plant resistent is tegen een ziekteverwekker én resistent is tegen een onkruidbestrijdingsmiddel. Wie doet of wie doen een juiste uitspraak? (2p)
14
A
geen van beiden
B
alleen Jos
C
alleen Marina
D
zowel Jos als Marina
Slide 24 - Quizvraag
Planten genetisch modificeren
Bij micro-organismen en planten wordt voor het overbrengen van genen vaak gebruik gemaakt van een vector. Dit is een circulair stuk DNA waarin het vreemde gen opgesloten zit.
Slide 25 - Tekstslide
Ook bacteriën hebben cirkelvormig DNA. Hoe heten deze structuren? (1p)
15
Slide 26 - Open vraag
In het lab worden vooral bacteriën en schimmels gebruikt voor het produceren van stoffen. Geef een reden waarom wetenschappers liever bacteriën en schimmels gebruiken voor dit doeleinde, dan bijv. planten of dieren (1p).
16
Slide 27 - Open vraag
Welk thema heeft voor jou nog het meeste aandacht nodig?
A
Thema 1 stofwisseling
B
Thema 2 DNA
C
Thema 3 voeding en vertering
Slide 28 - Quizvraag
Welke vraagsoort heeft voor jou nog de meeste aandacht nodig?
A
Open
B
Meerkeuze
Slide 29 - Quizvraag
Welke (deel)onderwerpen ga je thuis nog een keer bekijken?