Paragraaf 4.2 veranderende grenzen in Europa

Welkom! 
Dit is een digitale les die je zelfstandig door kunt komen. In deze les zit een uitlegfilmpje en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg. Daarna zal verwezen worden naar de planner voor de opdrachten uit het digitale werkboek

Veel succes
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Dit is een digitale les die je zelfstandig door kunt komen. In deze les zit een uitlegfilmpje en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg. Daarna zal verwezen worden naar de planner voor de opdrachten uit het digitale werkboek

Veel succes

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw digitale les
  • Leerdoelen 4.2
  • Weet je het nog van 4.1? (quizvragen) + vervolgacties
  • Uitlegfilmpje 4.2
  • Quizvragen 4.2 als check van de theorie
  • Wat ga je nu doen?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen par. 4.2
  1. De leerling kan beschrijven dat (en hoe) de staatsgrenzen veranderen, met name in de staten in Oost- en Midden-Europa.
  2. De leerling kan de gevolgen van verschuivende staatsgrenzen beschrijven voor de steden Lviv en Wroclaw. 
  3. De leerling kan verklaren waardoor staatsgrenzen veranderen. 
  4. De leerling weet de topografie van Oost- en Midden-Europa. 

Belangrijk:
Deze leerdoelen gaan in op het leerboek. De achterliggende theorie staat in B150, B151 en B152. Basisboek zal centraal staan in deze uitleg, vooral de begrippen!

Slide 3 - Tekstslide

Herhalen leerdoelen par. 4.1
De leerling kan beschrijven wat de rol is van productiemiddelen voor de ontwikkeling van de (textiel)industrie, in het bijzonder de rol van steenkool.
De leerling kan de factoren benoemen en uitleggen die hebben geleid tot de ineenstorting van de textielindustrie in Manchester.
De leerling kan voorbeelden noemen van vernieuwing in Manchester.
De leerling kan kenmerken noemen van hightechbedrijven.
De leerling kan uitleggen waarom hightechbedrijven zich graag bij elkaar vestigen.
De leerling kent de topografie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
De leerling kan de locatiefactoren van textielfabrieken in 1850 en 2015 beschrijven en kan ook benoemen en uitleggen welke veranderingen er hebben plaatsgevonden.
De leerling kan de locatiefactoren voor hightechbedrijven beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling a.d.h.v. quizvragen
Paragraaf 4.1 wordt nu herhaald aan de hand van quizvragen. Ben je in staat deze vragen goed te beantwoorden, dan heb je de stof enigszins onder de knie.
Heb je hier moeite mee, bekijk dan nogmaals het uitlegfilmpje. 

Voor iedereen: lees par. 4.1 + basisboeknummers terug. Herhaling is de sleutel tot succes!

Slide 5 - Tekstslide

Wat waren de drie belangrijkste kapitaalmiddelen tijdens de Industriële revolutie
A
Stoommachine, Textielmachine, Fabriekshal
B
Bank, Geld, Grond
C
Steenkool, Arbeid, Stoommachine
D
Stoommachine, Textielmachine, Geld

Slide 6 - Quizvraag

Wat was de belangrijkste locatiefactor van een textielfabriek ten tijde van de Industriële Revolutie?
A
Katoen
B
Kennis
C
Steenkool
D
Aan het water

Slide 7 - Quizvraag

Welke 3 productiefactoren/productiemiddelen zijn besproken?

Slide 8 - Open vraag

Geef voor de textielindustrie van Manchester een voorbeeld per productiemiddel

Slide 9 - Open vraag

Wat is voor arbeidsintensieve industrie de belangrijkste locatiefactor?
A
Transportkosten
B
Lage lonen
C
Kennis
D
Aanwezigheid van grondstoffen

Slide 10 - Quizvraag

Waarom gingen veel textielfabrieken in Manchester uiteindelijk failliet?

Slide 11 - Open vraag

Hoe is stedelijke vernieuwing zichtbaar in de afbeelding? (klik op de afbeelding voor een vergroting)

Slide 12 - Open vraag

Welk bedrijf is marktgebonden?
A
Textielindustrie
B
Autofabrikant
C
Supermarkt
D
NAM (gaswinning)

Slide 13 - Quizvraag

Hoe kan de overheid een locatiefactor zijn?

Slide 14 - Open vraag

En nu...
Oei, het ging toch niet helemaal lekker...
  1. Bekijk het filmpje van 4.1 nogmaals en lees de theorie (leerboek en basisboek) van 4.1 nogmaals. 
  2. Maak van par. 4.1 opdracht 11 in je werkboek + zelftoets via methodesite.

Dit ging goed!
  1. Lees nogmaals de theorie van 4.1, maak opdracht 11 in je werkboek en de zelftoets via de methodesite van 4.1 (denk aan de groepscode!).

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

Uitleg 4.2
Je krijgt weer een uitlegfilmpje te zien. 
Neem je schrift en een pen er bij en schrijf mee tijdens de uitleg. 
Na de uitleg volgen weer enkele quizvragen als check of je het begrijpt. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video


A
Natuurlijke grens
B
Kunstmatige grens

Slide 19 - Quizvraag

Natuurlijk of kunstmatig?
A
Natuurlijke grens
B
Kunstmatige grens

Slide 20 - Quizvraag

Natuurlijk of kunstmatig?
A
Natuurlijke grens
B
Kunstmatige grens

Slide 21 - Quizvraag

Natuurlijk of kunstmatig?
A
Natuurlijke grens
B
Kunstmatige grens

Slide 22 - Quizvraag

Geef vanuit de afbeelding een reden waarom Rusland de Krim heeft bezet en vindt dat dit rechtvaardig is.

Slide 23 - Open vraag

Wat zou een voordeel zijn van een natuurlijke grens t.o.v. een kunstmatige grens?

Slide 24 - Open vraag

Welke uitspraken zijn juist?
A
De bouwstijl is een kenmerk van cultuur
B
De sport die je doet heeft te maken met je cultuur
C
Japan is een voorbeeld van een natiestaat
D
Nederland en Australië horen bij hetzelfde cultuurgebied

Slide 25 - Quizvraag

Aan welke 3 voorwaarden moet een staat voldoen om een staat genoemd te mogen worden?

Slide 26 - Open vraag

Natiestaat
In de staat leeft een minderheid met een eigen territorium
In verschillende staten woont een minderheid met banden met een andere staat. De minderheid woont verspreid in de staten.
Het volk (natie) is zo groot dat het niet in 1 staat leeft.
Het territorium valt in meerdere staten. In elke staat is het volk een minderheid. 

Slide 27 - Sleepvraag

welk begrip hoort bij het verspreiden van cultuurelementen
A
globalisering
B
amerikanisering
C
diffusie
D
europeanisering

Slide 28 - Quizvraag

Noem twee manieren hoe cultuurelementen zich kunnen verspreiden (diffusie).

Slide 29 - Open vraag

De grenzen van het continentaal plat zijn...
A
Kunstmatig
B
Natuurlijk

Slide 30 - Quizvraag

Nederland is soeverein wat betekend dit?

Slide 31 - Open vraag

Grenzen staan niet vast: ze veranderen. Wat is de belangrijkste oorzaak voor die verandering?

Slide 32 - Open vraag

Wat vind je van deze digitale les (dus filmpje/uitleg, quizvragen, opbouw, manier van les)?

Slide 33 - Open vraag

Begrijp je de leerdoelen van 4.2?
  1. De leerling kan beschrijven dat (en hoe) de staatsgrenzen veranderen, met name in de staten in Oost- en Midden-Europa.
  2. De leerling kan de gevolgen van verschuivende staatsgrenzen beschrijven voor de steden Lviv en Wroclaw. 
  3. De leerling kan verklaren waardoor staatsgrenzen veranderen. 
  4. De leerling weet de topografie van Oost- en Midden-Europa. 

Belangrijk:
Deze leerdoelen gaan in op het leerboek. De achterliggende theorie staat in B150, B151 en B152. Basisboek zal centraal staan in deze uitleg, vooral de begrippen!

Slide 34 - Tekstslide

En nu...
  1. Ga naar de de planner in de drive, week 15.
  2. Kijk wat je moet doen voor 4.2 (lezen in leerboek en maken opdrachten via methodesite: maak de opdrachten van 4.2 via de methodesite, 1a tot en met 10d, de herhaling en de zelftoets). Gebruik bij het maken altijd de groepscode, zie planner voor groepscode.
  3. 4.2 af? Dus gelezen, presentaties bekeken + quizvragen beantwoord én de opdrachten uit het digitale werkboek gemaakt? Dan ben je klaar voor deze week!

Slide 35 - Tekstslide