Paragraaf 4.3. Oost-Europa

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom! 

Dit is een digitale les die je zelfstandig door kunt komen. In deze les zit een uitlegfilmpje en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg. Daarna zal verwezen worden naar de planner voor de opdrachten uit het digitale werkboek

Veel succes

Opbouw digitale les

• Leerdoelen 4.3
• Weet je het nog van 4.2? (quizvragen) + vervolgacties
• Uitlegfilmpje 4.3
• Quizvragen 4.3 als check van de theorie
• Wat ga je nu doen?

Leerdoelen par. 4.3

1. De leerling weet hoe Europa vroeger verdeeld was, en hoe Europa nu verdeeld is.
   
2. De leerling kan beschrijven hoe de (groei van de) welvaart eruit ziet in Oost-Europa.
   
3. De leerling kan benoemen welke gunstige locatiefactoren Oost-Europa heeft.
   
4. De leerling kan beschrijven welke tegenstellingen er zijn tussen hoofdsteden en platteland.
   
5. De leerling kan beschrijven welke migratiepatronen er zijn binnen de EU.
   
6. De leerling kent de topografie van Oost-Europa.
   
7. De leerling kan de verschillen in welvaart beschrijven tussen Oost-Europa en de EU, binnen en tussen landen
   .

Herhalen leerdoelen par. 4.2

1. De leerling kan beschrijven dat (en hoe) de staatsgrenzen veranderen, met name in de staten in Oost- en Midden-Europa.
   
2. De leerling kan de gevolgen van verschuivende staatsgrenzen beschrijven voor de steden Lviv en Wroclaw. 
3. De leerling kan verklaren waardoor staatsgrenzen veranderen. 
4. De leerling weet de topografie van Oost- en Midden-Europa. 

Belangrijk:

Deze leerdoelen gaan in op het leerboek. De achterliggende theorie staat in B150, B151 en B152. Basisboek zal centraal staan in deze uitleg, vooral de begrippen!

Herhaling a.d.h.v. quizvragen

Paragraaf 4.2 wordt nu herhaald aan de hand van quizvragen. Ben je in staat deze vragen goed te beantwoorden, dan heb je de stof enigszins onder de knie.

Heb je hier moeite mee, bekijk dan nogmaals het uitlegfilmpje. 

Voor iedereen: lees par. 4.2 + basisboeknummers terug. Herhaling is de sleutel tot succes!

1. Natuurlijke grens
2. Kunstmatige grens

Natuurlijk of kunstmatig?

1. Natuurlijke grens
2. Kunstmatige grens

Natuurlijk of kunstmatig?

1. Natuurlijke grens
2. Kunstmatige grens

Geef vanuit de afbeelding een reden waarom Rusland de Krim heeft bezet en vindt dat dit rechtvaardig is.

Wat zou een voordeel zijn van een natuurlijke grens t.o.v. een kunstmatige grens?

Welke uitspraken zijn juist?

1. De bouwstijl is een kenmerk van cultuur
2. De sport die je doet heeft te maken met je cultuur
3. Japan is een voorbeeld van een natiestaat
4. Nederland en Australië horen bij hetzelfde cultuurgebied

Aan welke 3 voorwaarden moet een staat voldoen om een staat genoemd te mogen worden?

Natiestaat

In de staat leeft een minderheid met een eigen territorium

In verschillende staten woont een minderheid met banden met een andere staat. De minderheid woont verspreid in de staten.

Het volk (natie) is zo groot dat het niet in 1 staat leeft.

Het territorium valt in meerdere staten. In elke staat is het volk een minderheid. 

welk begrip hoort bij het verspreiden van cultuurelementen

1. globalisering
2. amerikanisering
3. diffusie
4. europeanisering

Noem twee manieren hoe cultuurelementen zich kunnen verspreiden (diffusie).

De grenzen van het continentaal plat zijn...

1. Kunstmatig
2. Natuurlijk

Nederland is soeverein wat betekend dit?

Grenzen staan niet vast: ze veranderen. Wat is de belangrijkste oorzaak voor die verandering?

En nu...

Oei, het ging toch niet helemaal lekker...

1. Bekijk het filmpje van 4.2 nogmaals (volgende dia) en lees de theorie (leerboek en basisboek) van 4.2 nogmaals. 
2. Tijdens de les volgens rooster geef je tijdens de Google Meet aan wat je lastig vind: extra uitleg nodig!

Dit ging goed!

1. Lees nogmaals de theorie van 4.2 (leerboek en basisboek) en ga daarna door met deze presentatie.

0

Uitleg 4.3

Je krijgt weer een uitlegfilmpje te zien. 

Neem je schrift en een pen er bij en schrijf mee tijdens de uitleg. 

Na de uitleg volgen weer enkele quizvragen als check of je het begrijpt. 

In welke delen van Europa is de welvaart het grootst?

1. Oost- en Zuid-Europa
2. Noord- en West-Europa
3. Noord- en Oost Europa
4. Zuid- en West Europa

In welk deel van Europa is er lang vooral veel gewerkt in de primaire sector?

1. Noord-Europa
2. Oost- Europa
3. Zuid-Europa
4. West-Europa

In Oost-Europa is voornamelijk een

1. Vestigingsoverschot
2. Vertrekoverschot

In welk deel van Europa hebben ze lang te maken gehad communisme?

1. Noord-Europa
2. Oost- Europa
3. Zuid-Europa
4. West-Europa

Waarom zijn steeds meer mensen in uit Oost-Europa in West-Europa gaan werken?

1. Omdat het klimaat in West-Europa beter is en er daar meer verdiend kan worden.
2. Omdat de natuur in West-Europa mooier is en omdat landen in Oost-Europa steeds armer werden.
3. Omdat in West-Europa meer kan worden verdiend en omdat de landen in Oost-Europa steeds armer werden.
4. Omdat de landen in Oost-Europa steeds armer werden en omdat het klimaat in West-Europa beter is.

Hoe heette tot 1989 de grens tussen Oost-Europa en West-Europa?

1. de IJzeren muur
2. het IJzeren gordijn
3. Oost-West scheiding
4. grens van 1989

Welke landen in Europa zijn het rijkst?

1. Oost Europese landen
2. West Europese landen

In Oost-Europa is grotere regionale ongelijkheid dan in het westen omdat...

1. Groot verschil tussen steden en platteland
2. Veel industrie in de steden
3. Er sprake is van een vertrekoverschot in Oost-Europa
4. Alle drie

Wat is een gunstige locatiefactor voor Oost Europa?

1. Lage lonen
2. Goed opgeleid personeel
3. Grote afzetmarkt
4. Alle drie

Sleep de onderdelen naar de juiste plaats!

Kapitalisme

Communisme

Vrijemark

economie

Plan

economie

Oost

West

Vrijemarkteconomie

Planeconomie

Kapitalisme

Communisme

Productie wordt door de staat geleid

Productie wordt geregeld door particuliere bedrijven

Waarom gaan veel mensen vanuit Oost-Europa naar West-Europa?

Waarom zijn er grote tegenstellingen tussen hoofdsteden en platteland in Oost Europa?

Benoem twee kenmerken van communisme.

In welk jaar valt de Berlijnse muur (en het communisme)

1. 1956
2. 1963
3. 1975
4. 1989

Wat vind je van deze digitale les (dus filmpje/uitleg, quizvragen, opbouw, manier van les)?

Leerdoelen par. 4.3 behaalt?

1. De leerling weet hoe Europa vroeger verdeeld was, en hoe Europa nu verdeeld is.
   
2. De leerling kan beschrijven hoe de (groei van de) welvaart eruit ziet in Oost-Europa.
   
3. De leerling kan benoemen welke gunstige locatiefactoren Oost-Europa heeft.
   
4. De leerling kan beschrijven welke tegenstellingen er zijn tussen hoofdsteden en platteland.
   
5. De leerling kan beschrijven welke migratiepatronen er zijn binnen de EU.
   
6. De leerling kent de topografie van Oost-Europa.
   
7. De leerling kan de verschillen in welvaart beschrijven tussen Oost-Europa en de EU, binnen en tussen landen.
   
   Vergeet het basisboek niet! B145 en B251!

En nu...

1. Ga naar Magister, naar de tweede les van de week (of naar de planner, week 16)
   
2. Kijk wat je moet doen voor 4.3 (lezwn 4.3, maken opdrachten via methodesite: 1 tot en met 10c, de herhaling en de zelftoets). Gebruik bij het maken altijd de groepscode, zie planner voor groepscode.
   
3. 4.3 af? Dus gelezen, presentaties bekeken + quizvragen beantwoord én de opdrachten uit het digitale werkboek gemaakt? Dan ben je klaar voor deze week!