Les 13 23 November 2024

L13 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het met huiswerk?

2. Start cursus 7 spelling §1 Hoofdletters en leestekens  (blz 244). 
3. Oefenen met opdracht 1, 2 en 3.  

4. Paragraaf 5 Thema A (blz. 120): activerend schrijven. 

6. Huiswerk komende week 

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

L13 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het met huiswerk?

2. Start cursus 7 spelling §1 Hoofdletters en leestekens  (blz 244). 
3. Oefenen met opdracht 1, 2 en 3.  

4. Paragraaf 5 Thema A (blz. 120): activerend schrijven. 

6. Huiswerk komende week 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ging het met huiswerk maken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Tekstslide

§1 Hoofdletters en leestekens (blz 244-245)



Dit is een herhaling van groep 8.
Lees de theorie goed door - onthoudt de regels.


Slide 4 - Tekstslide

Leestekens zijn belangrijk!

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletter
Het is belangrijk dat je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt. Het heeft invloed op hoe begrijpelijk je tekst is.

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletter
- Altijd aan het begin van een zin. 

- bij namen:  Sinterklaas, Tom ’t Hart, Lin d’Hondt, West-Friesland, Noordzee, Adidas, Nike, Bakker Bart. Kerstmis. 

- bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Limburgse, Grieks, Noord-Hollandse.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletter
- Géén hoofdletter krijgen de namen van:  
- dagen, 
- maanden, 
- seizoenen en 
- windstreken. 


Welke regels over hoofdletters zijn hetzelfde in het Engels en welke anders? 

Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen


Maak opdracht 1, pagina 224. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 11 - Tekstslide

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 12 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Slide 13 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
Ook in engels?
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Wat ik raar vind, is dat hij het me nooit verteld heeft.
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe laat begint de les vandaag!
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Loop naar de maan.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Op Maandag hebben we een toets.

A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

In Maart ben ik jarig!
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

"Ik kan hoofdletters en leestekens op de juiste manier gebruiken"
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
-110

Slide 21 - Poll

Thema A Paragraaf 5
Activerend schrijven 
Kijk en lees mee op blz 120-121

Slide 22 - Tekstslide

Activerend schrijven
Als je in een tekst iemand wil overhalen om iets te doen, schrijf je activerend. Je gebruikt dan korte zinnen, versterkende woorden en uitroeptekens. 

- Het zou fijn zijn als u allemaal stopt met het mishandelen van dieren.
- Stop het dierenleed! 

Slide 23 - Tekstslide

Versterkende woorden
Versterkende woorden zijn vaak bijvoeglijke naamwoorden (mooi, fantastisch, groot) die de uitspraak mooier, leuker of juist erger maken:

- Kom naar de open dag van Broklede.
- Kom naar de fantastische open dag van onze geweldige school! (zie je het verschil?)

Slide 24 - Tekstslide

Krachtige synoniemen
Synoniem: twee woorden die hetzelfde betekenen.

Bijvoorbeeld: 
doden > slachten
helpt niet > is compleet nutteloos
is goed > is fantastisch

Slide 25 - Tekstslide

Pak een blaadje en een pen
Herschrijf de volgende zinnen activerend:

  1. Het is belangrijk dat je je warm aankleedt als het buiten koud is.
  2. Misschien zou je eens gezond moeten eten.
  3. Wil je eventueel naar ons feest komen, als het je uitkomt?

timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide

Schrijf hier de eerste activerende zin - dit was de zin:

Het is belangrijk dat je je warm aankleedt als
het buiten koud is.

Slide 27 - Open vraag

Schrijf hier de 2e activerende zin
dit was de zin:

Misschien zou je eens gezond moeten eten.

Slide 28 - Open vraag

Schrijf hier de 3e zin
Dit was de zin:

Wil je eventueel naar ons feest komen, als het je uitkomt?

Slide 29 - Open vraag

Lesafsluiting
Volgende week weer een fysieke les op school! twee keer achter elkaar dus. Vergeet niet twee kleine kadootjes te kopen voor het Sinterklaasspel (zie email). 
 ▪ Lees in je leesboek  
 ▪ Cursus 7 spelling opdracht 4 en 5   
 ▪ Thema A §5 activerend schrijven opdracht 3   
Kies situatie A of B. Hier schrijf je een petitie over. Gebruik de informatie uit tekst 6 blz 119 in je petitie om je constateringen te beschrijven.   
  
  
  
 ▪ Cursus 8 Puzzelen   
Maak puzzel 16 en 17 in je boek (blz 274-275) gebruik hierbij Thema A (blz 108-129)  
  

Slide 30 - Tekstslide