We doen nog steeds hetzelfde als het gaat om:
I, you, we, they + have got & he, she, it + has got.
Alleen nu schuiven we HAVE of HAS naar het begin van de zin!
Heb ik een kat? = Have I got a cat?
Heeft Lisa huiswerk? = Has Lisa got homework?
We splitsen have/has en got. Er tussen komt de persoon(en).