H4

H4
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H4

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je nodig voor verbranding?


  • Brandbare stof
  • Voldoende zuurstof
  • Ontbrandingstemperatuur

Slide 2 - Tekstslide

Reagentia
Reagens
Aan te tonen stof
Waarneming
Wit kopersulfaat
Water/waterdamp
Het wordt blauw
Helder kalkwater
Koolstofdioxide
Het wordt troebel

Slide 3 - Tekstslide

(On)volledige verbranding

Slide 4 - Tekstslide

Reactievergelijking (RV) van verbranding

Bij de verbranding van een stof ontstaan oxiden van de atomen die in de (brand)stof zaten


Het oxide van koolstof uit CH4 is koolstofdioxide
Het oxide van waterstof uit CH4 is diwaterstofmono-oxide
  CH4 (g) + 2O2 (g) --> CO2 (g) + 2H2O (l)

Slide 5 - Tekstslide

RV opstellen v/e verbranding
Vraag: Geef de RV van de volledige verbranding van CH4
Stap 1: schrijf de brandstof + zuurstof op (vergeet niet de toestandsaanduidingen)
Stap 2: schrijf na de pijl de reactieproducten op
Stap 3: maak kloppend

  CH4 (g) + 2O2 (g) --> CO2 (g) + 2H2O (l)

Slide 6 - Tekstslide

Ontleding

       
 1 beginstof! (zuivere stof!!) ----> 2 of meer reactieproducten 
Bijvoorbeeld: 
Ontleding van water           Water (l) -> waterstof (g) + zuurstof (g) 

Slide 7 - Tekstslide

ontleedbare- en niet ontleedbare stoffen

Als je water ontleed ontstaat er zuurstof en waterstof, deze stoffen kun je niet verder ontleden.


Bij de ontleding van hout ontstaat er zuurstof, waterstof en koolstof, deze stoffen kun je niet verder ontleden.

Deze eindproducten zijn allemaal elementen

Slide 8 - Tekstslide

Soorten ontledingsreacties
  • Elektrolyse: ontledingsreactie waarbij elektriciteit wordt gebruikt

  • Thermolyse: ontledingsreactie waarbij warmte wordt gebruikt

  • Fotolyse:  ontledingsreactie waarbij licht wordt gebruikt

Slide 9 - Tekstslide

§3: Energie en milieu
Leerparagraaf: Leer de blauwgedrukte termen

Slide 10 - Tekstslide

Overmaat
Overmaat betekent dat je van 1 van de beginstoffen meer hebt dan voor de reactie nodig is.


De beginstof waarvan je minder hebt dan nodig voor de reactie noemen we de stof in ondermaat. Deze stof reageert volledig.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 20 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?
Mg
O2
Massaverhouding
48
32
massa (g) Situatie 1: Mg gaat op
20
massa (g) situatie 2 O2 gaat op
10

Slide 12 - Tekstslide