Workshop Psychose en begeleiding

Workshop Psychose en begeleiding
Een tijdelijke toestand waarbij het normale contact met de omgeving is verloren.
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Workshop Psychose en begeleiding
Een tijdelijke toestand waarbij het normale contact met de omgeving is verloren.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Achter elke boom kan een moordenaar zitten. Dat denk je als je net een heftige thriller hebt gezien en door een donker bos loopt. In de wind hoor je iemand gillen. Je hebt milde psychotische ervaringen: een waan van bedreiging, een hallucinatie van stemmen. Maar je hebt geen volle psychose, je bent in staat om te toetsen wat echt is en wat niet. Wat is een psychose wel?
Wat weet je al over psychose

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wist je dat...
  • Ieder jaar krijgt een à twee op de tienduizend Nederlanders voor het eerst een psychose.

  • De eerste psychose treedt meestal op tussen het 16de en 25de levensjaar.

  • Mannen krijgen vaker (en op jongere leeftijd) last van een psychose dan vrouwen.

  • Als iemand een psychose heeft doorgemaakt, is de kans om nog eens een psychose te krijgen erg groot. Zonder een goede behandeling is die 85 procent



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen besef van de psychose
Een lastig aspect van een psychose is dat het moeilijk is om bij jezelf te merken dat er sprake is van een psychose. Zowel wanen als hallucinaties lijken heel ‘echt’. Dit kan problemen opleveren voor jezelf, maar ook voor mensen die jou dierbaar zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

algemene bevolking

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoe wordt dit ''vastgesteld''?

Slide 9 - Tekstslide

Zie vragenlijst als voorbeeld 
Wat is de DSM 5?
De DSM 5 staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Het is het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen. Het wordt door psychologen en psychiaters gebruikt als classificatiesysteem. Maar de DSM wordt ook gebruikt door zorgverzekeraars. Ze gebruiken dit om te bepalen of een behandeling wel of niet vergoed kan worden.
Classificatie
  • stemmingsstoornissen
  • persoonlijkheidsstoornissen
  • ontwikkelingsstoornis
  • psychotische stoornis
  • verslavingsproblematiek
  • somatisatiestoornis

Slide 10 - Tekstslide

Stemmingsstoornissen: • Volgens DSM IV: depressieve stoornissen, bipolaire stoornissen, 
ontwikkelingsstoornis; Zwakzinnigheid, ADD, ADHD, dyslexie
persoonlijkheidsstoornis
Borderline 
psychotische stoornis• Schizofrenie
 Optreden van psychoses, ernstige verstoring van contact met realiteit. 
somatisatiestoornis; Conversiestoornis 


Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

wat valt op, welke emoties zie je

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Definitie
  • Iemand is het normale contact met de realiteit kwijt
  • Ernstige verstoring van informatieverwerking
  • Samenhang tussen gedachten, gevoelens en verlangens gaat verloren
  • Binnen en buitenwereld lopen in elkaar over, men verkiest de grip
  • Dit heeft ingrijpende gevolgen voor persoon en omgeving


Op de volgende dia wordt dit uitgelegd in een filmpje






Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende vormen
  • Bij schizofrenie
  • Bij bipolaire stoornis
  • Door drugsgebruik
  • Kortdurende, reactieve psychotische stoornissen (bijv. na een bevalling)
  • Door somatische aandoening (bijv. MS of hersentumor)
  • Folie à Deux (gedeelde psychotische stoornis)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verschijnselen
  • Hallucinaties


  • Zintuigelijke prikkels waarnemen die er niet zijn


  • Wanen


  • Ideeën en overtuigingen die niet in overeenstemming zijn met die van anderen die op dat betrokken zijn


  • Verwardheid


  • Desorganisatie van het denken, denken gaat te langzaam, te snel of chaotisch. Moeite met begrijpen en concentratie


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andere verschijnselen
  • Onverklaarbare verandering in sociaal functioneren met bijvoorbeeld terugtrekking uit sociale leven


Veranderingen in persoonlijkheid, die nog niet als psychotisch kunnen worden aangemerkt, zoals:
  • achterdocht
  • vreemde ideeën
  • snel geïrriteerd zijn
  • twijfels over geloof en zingeving
  • het gevoel dat er “iets” staat te gebeuren

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling psychosen
  • Antipsychotica onderdrukken wanen en hallucinaties
  • Voldoende rust nemen en stress vermijden
  • Psycho-educatie
  • Cognitieve gedragstherapie (coping aanleren)
  • Systeem betrekken bij behandeling
  • (Kortdurende)opname in psychiatrisch ziekenhuis
  • Praktische ondersteuning in dagelijks leven

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan psychosen
  • Vaak in de adolescentie of vroeg volwassenheid
In samenhang met psychiatrisch ziektebeeld
  • Langdurige/ernstige stress
  • Traumatische gebeurtenissen
  • Infecties in de baarmoeder, trauma’s rond geboorte
  • Psychose = erfelijke genetische factoren én persoonlijke omstandigheden



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

wanen
hallucinaties

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwerkingen antipsychotica

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

begeleiden en verzorgen van een cliënt in een psychose

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zie bron;
Expressed-emotions 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten in de begeleiding
  • Belangrijk om te realiseren: Cliënt heeft weinig/ geen ziektebesef dus weinig/ geen acceptatie.

Doen in de begeleiding: 
  • Stimuleer de cliënt medicatie in te nemen
  • Vraag naar gedachten en gevoelens (tweezijdig effect)
  • Benadruk de realiteit en wees duidelijk
  • Wees duidelijk en gebruik geen dubbelzinnige woordspelingen
  • Help de cliënt de dagelijkse structuur op te pakken/ aan te houden
  • Help en ondersteun de cliënt op álle levensgebieden door een laag EE klimaat






Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Culturele verschillen

https://www.corhoffer.nl/wp-content/uploads/2019/01/artikelPatientCare-aug05.pdf
 ‘Een psychose is het verlies of het gedeeltelijke verlies van de realiteit. Je hebt dan ideeën die op wanen berusten, je ziet dingen die er in het echt niet zijn, zoals geesten, of je hoort stemmen.’ Deze omschrijving, die ook te lezen is in het DSM (Diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen) van de psychiatrie, gaat ervanuit dat het zien van geesten iets is wat niet reëel kan zijn. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips
  •  begrip; Maar vertel haar ook dat jij zelf niet ziet wat zij ziet en niet hoort wat zij hoort. 
  • Ga niet in discussie.
  • Blijf rustig en stel gerust. 
  • Soms helpt het om mee te gaan in de belevingswereld 
  • Luister goed naar wat wordt beschrijven. Is er wellicht sprake van een taalprobleem? 
  • Probeer  af te leiden met een spelletje of een gesprek over iets vrolijks.
  • Probeer geen achterdocht te wekken (niet fluisteren) en neem wantrouwen weg.
  • Zorg voor goed licht in huis. Schaduwen en donkere plekken verhogen de kans op een onjuiste inschatting of beoordelingsfout.
  • Houd in de gaten of het gehoor en gezichtsvermogen achteruitgaan. 









Slide 38 - Tekstslide

Als je vermoedt dat je naaste hallucinaties heeft, laat dan blijken dat je haar begrijpt en met haar meevoelt. Maar vertel haar ook dat jij zelf niet ziet wat zij ziet en niet hoort wat zij hoort. Ga niet in discussie.
Blijf rustig en stel je naaste gerust. Houd bijvoorbeeld haar hand vast, draai rustgevende muziek of maak een warm bad klaar.
Soms helpt het om mee te gaan in de belevingswereld van je naaste. Als je naaste naar haar ouders wil, leid haar dan. Vraag haar bijvoorbeeld of ze wat wil vertellen over haar ouders.
Luister goed naar wat je naaste beschrijft. Is er wellicht sprake van een taalprobleem? Misschien bedoelt ze regen als ze zegt: ‘Kijk eens hoe het buiten saust.’
Probeer je naaste af te leiden met een spelletje of een gesprek over iets vrolijks.
Probeer geen achterdocht te wekken (niet fluisteren) en neem wantrouwen weg.
Koop dingen zoals een leesbril, tandenborstel en pennen dubbel. Dat stelt gerust als je naaste denkt dat ze zijn gestolen.
Leg (financiële) afspraken op papier vast, dat voorkomt discussies en wantrouwen.
Zorg voor goed licht in huis. Schaduwen en donkere plekken verhogen de kans op een onjuiste inschatting of beoordelingsfout.
Houd in de gaten of het gehoor en gezichtsvermogen van je naaste achteruitgaan. Zorg dat het gehoorapparaat goed werkt. Praat met je naaste. Als ze een echte stem hoort, hoort ze waarschijnlijk geen stemmen die er niet zijn.
Technologie

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

5.1.1 Kenmerken, symptomen en verschijnselen
Bij een psychotische stoornis heeft de patiënt altijd 1 of meer psychotische symptomen (symptoomgroep 1) en daarnaast kan sprake zijn van symptomen uit 3 andere symptoomclusters:
psychotische symptomen - wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, gedesorganiseerd gedrag of catatonie;
negatieve symptomen - spraakarmoede, motivatieproblemen, initiatiefverlies, vervlakking van het gevoelsleven;
cognitieve symptomen - onder andere stoornissen in informatieverwerking, concentratie, (werk)geheugen, planning en probleemoplossend vermogen;
affectieve symptomen - angst, somberheid, manie.
Niet iedereen met een psychotische stoornis heeft al deze symptomen, ze komen in elke combinatie voor. Psychotische en affectieve symptomen reageren meestal goed op behandeling en wijken relatief snel, negatieve en cognitieve symptomen zijn moeilijker te beïnvloeden. Daarnaast verschillen herstel van symptomen en de gevoeligheid voor het opnieuw krijgen van een psychose per persoon. Dit is afhankelijk van genetische aanleg, sociale omstandigheden, levensgebeurtenissen, hoe iemand omgaat met stress en draagkracht en draaglast in balans weet te brengen.
Niet altijd vinden patiënten met een psychose dat zij behandeling nodig hebben, soms zelfs niet als zij ernstig lijden onder hun klachten, gevaar lopen en sociaal-maatschappelijk ten onder dreigen te gaan. Dit kan leiden tot langdurig mijden van behandeling, waardoor soms (ambulante) bemoeizorg nodig is of er verplichte zorg moet worden ingezet. Gebruik van tabak, alcohol en cannabis en in mindere mate van andere psychoactieve middelen, komt veel voor bij patiënten met een psychotische stoornis, o.a. als ‘zelfmedicatie’ om rustig te worden of juist energieker.

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies