Woordenschat - synoniemen

Planning
Wat leer je vandaag?
Wat weet je al?
Lesson Up over synoniemen
Maken opdracht 1 + 2
Afronden
Tijd over?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning
Wat leer je vandaag?
Wat weet je al?
Lesson Up over synoniemen
Maken opdracht 1 + 2
Afronden
Tijd over?

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands

Klas 1E
Vrijdag 14-12-2018

Slide 2 - Tekstslide

Na deze les...
- Kun je uitleggen wat synoniemen zijn.


- Kun je voorbeelden van synoniemen geven.

Slide 3 - Tekstslide

Probeer een voorbeeld te geven van een synoniem

Slide 4 - Woordweb

timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 7 - Tekstslide

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

boete - bekeuring

liegen - jokken

kapot - stuk

Slide 8 - Tekstslide

Leg nu je iPad omgedraaid op je tafel

Slide 9 - Tekstslide

Het synoniemen spel
- Je krijgt allemaal een kaartje
- Je loopt in stilte rond en gaat opzoek naar een ander met het synoniem van jouw kaartje
- Ga in stilte naast elkaar zitten
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling: Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


afbreken - slopen

Slide 11 - Tekstslide

Synoniem voor:
Crimineel
A
onaardig
B
misdadiger
C
agressief
D
enthousiast

Slide 12 - Quizvraag

Synoniem voor:
Meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar

Slide 13 - Quizvraag

Synoniem voor:
Verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken

Slide 14 - Quizvraag

Synoniem voor:
Afbeelding
A
computer
B
plaatje
C
tafel
D
bal

Slide 15 - Quizvraag

Synoniem voor:
schrijver
A
Auteur
B
Man
C
Boek
D
lezen

Slide 16 - Quizvraag

Synoniem voor:
Mengen
A
weggooien
B
knoeien
C
regelen
D
mixen

Slide 17 - Quizvraag

Synoniem voor:
Absent
A
Aanraken
B
afwezig
C
aanwezig
D
bijzonder

Slide 18 - Quizvraag

Synoniem voor:
Vaak
A
nooit
B
af en toe
C
soms
D
regelmatig

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een synoniem voor:
Scholier

Slide 20 - Open vraag

Wat is een synoniem voor:
Dier

Slide 21 - Open vraag

Wat is een synoniem voor:
Reageren

Slide 22 - Open vraag

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag
Maken H1 blz 28+29
Opdracht 1 +2

Ben je klaar? Opdracht 3

Slide 24 - Tekstslide

Afsluiting
Je hebt vandaag geleerd wat synoniemen zijn

Slide 25 - Tekstslide

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal

Slide 26 - Quizvraag