Disk thema 14: opdracht betoog en gebiedende wijs

Thema 14 overtuigen
Woordenschat
Nieuwe woorden thema Overtuigen

Disk/spreken
Maak een reclame!

Grammatica
Gebiedende wijs




























1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 14 overtuigen
Woordenschat
Nieuwe woorden thema Overtuigen

Disk/spreken
Maak een reclame!

Grammatica
Gebiedende wijs




























Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Overtuigen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 2 - Tekstslide

de hulp
  • de keer dat iemand iets voor iemand anders doet;
  • hoort bij het werkwoord helpen;
  • Zin: Mijn vriend begrijpt het huiswerk niet zo goed. Ik bied mijn hulp aan.

Slide 3 - Tekstslide

hartstikke
  • heel erg;
  • je kan dit woord gebruiken als je iemand wil overtuigen;
  • Zin: Deze mobiel is hartstikke goed!
  • Zin: Wij hebben hartstikke veel huiswerk!

Slide 4 - Tekstslide

de kwaliteit
  • Dit zegt iets over hoe goed of hoe slecht iets is;
  • Je zegt het altijd over dingen/spullen, niet over mensen;
  • zin: De kwaliteit van je toets vond ik niet zo goed.
  • zin: De kwaliteit van dat fruit is slecht.

Slide 5 - Tekstslide

de moeite
  • als iets veel energie kost;
  • als het niet zo makkelijk gaat;
  • Zin: Het kostte mij moeite om mijn bed uit te komen.

Slide 6 - Tekstslide

plannen
Bepalen:
  • wat je gaat doen
  • hoe je het gaat doen
  • wanneer je het gaat doen
  • zin: Volgende week heb ik een toets. Ik moet plannen, om ervoor te zorgen dat ik een goed cijfer haal.

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent:
de hulp
A
als iets veel energie kost
B
de keer dat iemand iets voor iemand anders doet;
C
Bepalen: wat je gaat doen hoe je het gaat doen wanneer je het gaat doen
D
Dit zegt iets over hoe goed of hoe slecht iets is

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent:
hartstikke
A
Dit zegt iets over hoe goed of hoe slecht iets is.
B
als het niet zo makkelijk gaat
C
heel erg
D
hoort bij het werkwoord helpen

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent:
de kwaliteit
A
Bepalen: wat je gaat doen hoe je het gaat doen wanneer je het gaat doen
B
als het niet zo makkelijk gaat
C
de keer dat iemand iets voor iemand anders doet
D
Dit zegt iets over hoe goed of hoe slecht iets is

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent:
de moeite
A
als iets veel energie kost
B
Bepalen: wat je gaat doen hoe je het gaat doen wanneer je het gaat doen
C
Dit zegt iets over hoe goed of hoe slecht iets is
D
je kan dit woord gebruiken als je iemand wil overtuigen

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent:
plannen
A
Dit zegt iets over hoe goed of hoe slecht iets is.
B
je kan dit woord gebruiken als je iemand wil overtuigen
C
de keer dat iemand iets voor iemand anders doet
D
Bepalen: wat je gaat doen hoe je het gaat doen wanneer je het gaat doen

Slide 12 - Quizvraag

Opdracht: vul de woorden in
1. Ik vind de toets moeilijk. Ik moet ................... doen om een goed resultaat te halen.
2. Ik heb een film gekeken, maar de .....................was slecht. Het beeld was niet goed.
3. Ik ben ........................blij, want het is bijna weekend!
4. Ik heb een agenda, zodat ik al mijn afspraken kan............
5. Mijn moeder heeft mijn..................gevraagd met het tillen van de zware boodschappen.

Slide 13 - Tekstslide

Zinnen maken

Maak zinnen met de woorden.
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je schrijft minimaal 5 zinnen

De woorden: plannen, de moeite, de kwaliteit, hartstikke, de hulp

Slide 14 - Tekstslide

Disk - spreken
Weet je het nog???

Overtuigen: 
Je wilt ervoor zorgen dat iemand iets van je overneemt. Bijvoorbeeld jouw idee, jouw mening. Of dat iemand iets van jou koopt. Bijvoorbeeld een reclame.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
Maak reclame voor een boek, film of tv-programma.
  • Je moet drie minuten praten;
  • Vertel heel kort, in een paar zinnen, waar het boek, de film of het tv-programma over gaat;
  • Waarom is die film, dat boek, programma  zo goed?
  • Bedenk twee argumenten;
  • Denk na over woorden die je gebruikt om te overtuigen.

Je geeft de presentatie voor de klas!


Slide 16 - Tekstslide

Feedback geven
Wat is feedback?
Zeggen hoe iemand iets heeft gedaan. Bijvoorbeeld een opdracht. Het gaat niet over hoe iemand is, maar over wat hij/zij heeft gedaan.

Waarom geven we feedback?
We geven feedback om ervoor te zorgen dat een ander beter wordt/ervan kan leren.

Waar geven we feedback op?
  • Klopt de tijd (niet meer dan drie minuten)?
  • Is de presentatie duidelijk?
  • Is de presentatie enthousiast?
  • Wat kan er beter?

Slide 17 - Tekstslide

Klaar?
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Overtuigen.

Slide 18 - Tekstslide

Grammatica
Aan het einde van de les:
  • weet je wat de gebiedende wijs is;
  • kan je de gebiedende wijs toepassen;
  • kan je de gebiedende wijs herkennen in een video

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de gebiedende wijs?
Gebieden betekent: zeggen/bepalen wat iemand moet doen.

Voorbeelden:
Je zegt tegen iemand dat hij moet zitten: Ga  zitten.
Je moeder zegt tegen jou dat je je kamer moet opruimen: Ruim jouw kamer op.
De docent zegt dat je de toets moet maken: Maak jouw toets.

Let op: als je 'u' gebruikt, mag je dat er wel bij schrijven!
Komt U binnen en gaat U zitten.

Kan je zelf een voorbeeld bedenken van de gebiedende wijs?

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
Ga naar bladzijde 100 van je werkboekje
Lees nog eens de theorie
Maak opdracht 1 tm 5 op blz 101

Slide 21 - Tekstslide