Dinsdag 16 april

Dinsdag 16 april 2024
08.30 - 09.00 uur Inloop
lezen 

12.10 - 12.40 uur Pauze
09.00 - 10.10 uur
Voorstelling 'Friends to be'
lokaal 008


12.40 - 13.30 uur Woordenschat
Nieuwe woorden thema overtuigen
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur Disk
Zelfstandig werken
10.30 - 11.20 uur Begrijpend lezen
Lezen, hoe doe je dat?
11.20 - 12.10 uur 
jeugdjournaal


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dinsdag 16 april 2024
08.30 - 09.00 uur Inloop
lezen 

12.10 - 12.40 uur Pauze
09.00 - 10.10 uur
Voorstelling 'Friends to be'
lokaal 008


12.40 - 13.30 uur Woordenschat
Nieuwe woorden thema overtuigen
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur Disk
Zelfstandig werken
10.30 - 11.20 uur Begrijpend lezen
Lezen, hoe doe je dat?
11.20 - 12.10 uur 
jeugdjournaal


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

rekenen

Slide 3 - Tekstslide

Pauze
timer
20:00

Slide 4 - Tekstslide

Begrijpend lezen
We werken vandaag aan hoofdstuk 2 van Lezen, hoe doe je dat?. We werken in 3 groepen:

Groep 1:   
Groep 2: Tristan, Samir, Seniha, Rita, Sasha, Maria, Masoud, Amjad, Omar (mevrouw Mieke)
Groep 3: Rahmat,  Alend,  Yasmine, Arman, Hanan, Lisa, Daniil, Samia  (Meneer Malte)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Pauze
timer
30:00

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Overtuigen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 8 - Tekstslide

de hulp
  • de keer dat iemand iets voor iemand anders doet;
  • hoort bij het werkwoord helpen;
  • Zin: Mijn vriend begrijpt het huiswerk niet zo goed. Ik bied mijn hulp aan.

Slide 9 - Tekstslide

hartstikke
  • heel erg;
  • je kan dit woord gebruiken als je iemand wil overtuigen;
  • Zin: Deze mobiel is hartstikke goed!
  • Zin: Wij hebben hartstikke veel huiswerk!

Slide 10 - Tekstslide

de kwaliteit
  • Dit zegt iets over hoe goed of hoe slecht iets is;
  • Je zegt het altijd over dingen/spullen, niet over mensen;
  • Zin: Die broek is van slechte kwaliteit, hij gaat heel snel stuk.
  • Zin: De kwaliteit van dat fruit is slecht, we kunnen heel veel weggooien.

Slide 11 - Tekstslide

de moeite
  • als iets veel energie kost;
  • als het niet zo makkelijk gaat;
  • Zin: Het kostte mij moeite om mijn bed uit te komen.
  • Zin: Wij hebben veel moeite moeten doen om het huis af te krijgen, zodat we snel konden verhuizen

Slide 12 - Tekstslide

plannen
Bepalen:
  • wat je gaat doen
  • hoe je het gaat doen
  • wanneer je het gaat doen
  • Zin: Ik moet een goede planning maken om mijn huiswerk op tijd af te krijgen.
  • Zin: Wij moeten op tijd de vakantie plannen, anders is er geen plaats meer in het vliegtuig.

Slide 13 - Tekstslide

Wat kun jij goed plannen?

Slide 14 - Open vraag

Waar wordt hulp gegeven?
timer
1:30

Slide 15 - Open vraag

Noem 3 voorbeelden van wat jij
hartstikke lekker vindt:

Slide 16 - Woordweb

Wat betekent:
de kwaliteit
A
dat je op tijd op school moet zijn
B
dat iets lekker is
C
dat iets goed is en niet snel kapot gaat
D
dat je boos bent

Slide 17 - Quizvraag

Waar heb jij het meeste moeite mee?
wiskunde
netjes schrijven in mijn woordenschrift
mijn kamer opruimen
vrienden maken
sporten
fietsen tegen de wind
dat ik niet meer in mijn eigen land woon
lief zijn voor mijn broertje of zusje
onthouden van mijn verjaardag
opletten in de les

Slide 18 - Poll

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 19 - Tekstslide

Ik ga morgen verhuizen en ik heb mijn vrienden om ................. gevraagd.

Slide 20 - Open vraag

Ik kan ....................... goed pianospelen.

Slide 21 - Open vraag

Ik ben zo moe! Ik heb ................ om mijn ogen open te houden.

Slide 22 - Open vraag

Mijn moeder kan heel goed .............. maar ik helemaal niet. Ik heb vaak 2 afspraken tegelijkertijd.

Slide 23 - Open vraag

De ..................... van dat hotel is niet zo goed. Het is er vies, er is veel lawaai en de deur kan niet op slot.

Slide 24 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: 
- plannen, de moeite, de kwaliteit, hartstikke, de hulp

Slide 25 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Overtuigen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 26 - Tekstslide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema overtuigen.


Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 27 - Tekstslide