220909 herhalen wwspelling en lezen brugklas

Welkom H2a! 
We starten gelijk met lezen, dus pak je leesboek!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom H2a! 
We starten gelijk met lezen, dus pak je leesboek!

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Planning eerste periode:
Spelling/werkwoordspelling
H1 t/m 3


Leesvaardigheid
H1 t/m 3


Fictie (boek lezen)

Toetsen eerste periode:
Spelling
Telt 1x mee
In week 41 (rond 10 oktober)

Leesvaardigheid
Telt 2x mee
In de toetsweek

Fictie (boek lezen)
Moet 'voldaan' zijn.
In week 44 (rond 1 november)


Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Werkwoordspelling brugklas herhalen + oefenen
  2. Pauze
  3. Leesvaardigheid brugklas herhalen + oefenen

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordspelling herhalen

  1. Waarom is de persoonsvorm zo belangrijk in een zin?

  2. Hoe vind ik de persoonsvorm? 

Slide 5 - Tekstslide

Vul de persoonsvorm juist in:
Vul de tegenwoordige tijd in (pvtt):

  1. Ik ........... (lopen) naar school.
  2. Hij ........... (lopen) naar school.
  3. Wij ........... (lopen) naar school.
  4. .......... (lopen) jij naar school?
1. Ik ....... (worden) blij.
2. Hij ....... (worden) blij.
3. Wij ....... (worden) blij.
4. ......  (worden) jij blij?
timer
2:30

Slide 6 - Tekstslide

Vul de persoonsvorm juist in:
Vul de verleden tijd in (pvvt):

  1. Ik ........... (beschermen) jou.
  2. Hij ........... (beschermen) jou.
  3. Wij ........... (beschermen) jou.
  4. .......... (bescherm) jij mij?
1. Ik ....... (branden) mijn hand.
2. Hij ....... (branden) zijn hand.
3. Wij ....... (branden) onze handen.
4. ...... (branden) jij je hand?
timer
2:30

Slide 7 - Tekstslide

Vul het werkwoord juist in:
Vul de persoonsvorm én het (on)voltooid deelwoord in:

  1. Ik .......... (hebben, pvtt) het hek ............ (verven).
  2. Het ........... (zijn, pvtt) gisteren ............. (gebeuren).
  3. Wij ............. (hebben, pvtt) een foto .......... (maken).
  4. .......... (zingen) kwam de docent binnen.
timer
1:30

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag

Maak van blz. 269 (de brug) opdracht 1, 2 en 3.


Klaar? Kijk zelf vast naar opdracht 4 en de theorie die daarbij hoort óf lees uit je boek.
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Pauze
timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1 nakijken

Slide 11 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Werkwoordspelling brugklas herhalen + oefenen
  2. Pauze
  3. Leesvaardigheid brugklas herhalen + oefenen

Slide 12 - Tekstslide

herhaling brugklas
Eerst ging ik naar school, daarna naar de voetbal.

Mijn beste vriend is erg grappig, ook is hij erg vriendelijk.

Ik wil het wel doen, maar eerst maak ik mijn huiswerk.

Ik heb veel verschillende merkschoenen, zoals Nike en Adidas.

Slide 13 - Tekstslide

Tekstverbanden







Opdracht: Maak met elk tekstverband een zin.
Chronologisch verband
vroeger - nu - later, eerst - daarna, vervolgens, binnenkort, jaartallen (in 1999 - in 2020).
Opsommend verband
ten eerste - ten tweede, bovendien, ook, opsommingstekens (punten, streepjes)
Tegenstellend verband
daarentegen, maar, tegenover, ondanks dat
Toelichtend verband
bijvoorbeeld, zoals, neem nou, denk aan, zo
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag

Maak van blz. 251 (de brug) opdracht 2.


timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Lees de tekst. Welk tekstverband zie je?


Het was niet de eerste keer dat Sherry Turkle geluiden opving in onderwijsinstellingen over de verschraling van de persoonlijke omgang. Zo had ze uit eerder onderzoek onder studenten begrepen dat ze liever appten dan belden.

Slide 16 - Tekstslide

Tekstverband
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 17 - Quizvraag

Lees de tekst. Welk tekstverband zie je?


Er zijn twee maatschappelijke ontwikkelingen die laten zien hoe belangrijk het is om sociaal vaardig te zijn. De eerste heeft met (...). De andere ontwikkeling is de (...).

Slide 18 - Tekstslide

Tekstverband
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 19 - Quizvraag

Huiswerk lezen blz. 251


Opdracht 2


Huiswerk werkwoordspelling blz. 270

Opdracht 2 en 3

Slide 20 - Tekstslide