Terugblik present simple/continuous jaar1

Present Simple vs. Present Continous
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Present Simple vs. Present Continous

Slide 1 - Tekstslide

Ik kan de present simple herkennen en toepassen.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 2 - Quizvraag

Ik kan de present continuous herkennen en toepassen.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 3 - Quizvraag

Present Simple

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Gewoonte
B
Hobby
C
Waarheid/feit
D
Iets dat altijd/nooit/regelmatig gebeurt

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer pas je de SHIT-rule toe?
A
I, you
B
We, they
C
She, he, it

Slide 6 - Quizvraag

Vind de fout: Kate like to eat an apple
A
eat
B
like
C
an

Slide 7 - Quizvraag

Vind de fout: I reads books every day
A
books
B
every
C
reads

Slide 8 - Quizvraag

"Do" gebruik je bij he/she/it als je een vraag wil maken.
A
True
B
False

Slide 9 - Quizvraag

Maak de vraag:
Your mother loves you.

Slide 10 - Open vraag

Maak de vraag:
My cousins play football.

Slide 11 - Open vraag

Doesn't gebruiken we bij he/she/it in een ontkenning.
A
True
B
False

Slide 12 - Quizvraag

Maak de ontkenning:
The king leads the army.

Slide 13 - Open vraag

Maak de ontkenning:
Our parents watch television.

Slide 14 - Open vraag

Present Continuous

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present continuous?
A
Iets is nu aan de gang
B
Iets is altijd aan de gang
C
Iets was gisteren aan de gang
D
Alle drie de antwoorden zijn waar

Slide 16 - Quizvraag

Staat in deze zin de continuous?
Look! The clouds are moving fast.
A
Yes!
B
No!

Slide 17 - Quizvraag

Hoe maak je de present continuous?

Slide 18 - Open vraag

Hoe maak je een vraag in de present continuous?
A
Do/does toevoegen
B
Gewoon een vraagteken achter de zin zetten
C
onderwerp en de vorm van "to be" omdraaien

Slide 19 - Quizvraag

Hoe maak je een ontkenning in de present continuous?
A
Je zet het woordje 'not' ergens in de zin
B
Je zet het woordje 'not' direct achter de vorm van to be
C
Je ze het woordje 'not' aan het eind van de zin

Slide 20 - Quizvraag

Zet in de present continuous:
(listen) We ____ to the teacher now.

Slide 21 - Open vraag

Zet in de present continuous:
(walk) Look! Frank ____ in the park.

Slide 22 - Open vraag

Maak een vraag:
_____ (listen - you) to the teacher now?

Slide 23 - Open vraag

Maak een ontkenning.
Frank ____ (walk - not) in the park at the moment.

Slide 24 - Open vraag