4.2 Wat levert het op?

Winst
4.2 Wat levert het op? 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Winst
4.2 Wat levert het op? 

Slide 1 - Tekstslide

  • Ondernemer
  • iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdient
Werken kun je als ...
  1. werknemer (-> je werkt voor een baas)
  2. werkgever (-> je werkt als ondernemer)


4.2 Wat levert het op?
Vraag 22
blz 102

Slide 2 - Tekstslide

Productiefactoren:
  • Alles wat je nodig hebt om te kunnen produceren
4.2 Wat levert het op?
  • Wat heb ik nodig om een tuinhuis te maken?

Slide 3 - Tekstslide

Productiefactoren:

  • Kapitaal
  •              Investeren
  • Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen 
  • Hierdoor wil een ondernemer meer, beter of goedkoper produceren
  • Arbeid
Kapitaal:
Geld, machines, gebouwen, gereedschappen en andere hulpmiddelen zijn kapitaalgoederen
K
Arbeid:
Al het werk dat mensen doen
A
4.2 Wat levert het op? 
  • Natuur
Natuur:
Alles wat uit de natuur komt zonder bewerking door mensen
N
Vraag 23
blz 103
Vraag 24
blz 103

Slide 4 - Tekstslide

Concurrenten
  • Bedrijven die dezelfde soort producten maken of dezelfde diensten leveren.

4.2 Wat levert het op?
  • Op je logoquiz staan ook concurrenten. 
  • Welke bedrijven zijn elkaars concurrent?
Vraag 27
blz 104
Vraag 28
blz 104

Slide 5 - Tekstslide

Winst
4.2 Wat levert het op?
Deze les:
  • berekenen winst / verlies
  • faillissement

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

4.2 Wat levert het op?
  • Winst
  • wat overblijft als je de kosten van de opbrengst afhaalt
  • winst = opbrengst - kosten
  • Een voorbeeld
  • op de kerstmarkt heb je 36 muffins verkocht
  • voor de ingrediënten heb je in totaal € 6,20 betaalt
  • je hebt de muffins verkocht voor € 1,20 per stuk
  • bereken je winst

Slide 8 - Tekstslide

4.2 Wat levert het op? 
  • Verlies
  • wanneer de kosten hoger worden van de opbrengsten
  • tijdelijk verlies kun je opvangen met geld wat je nog hebt of je kunt een geld lenen
  • Een voorbeeld
  • voor de kerstmarkt heb je 36 muffins gemaakt, maar maar 2 verkocht ;-(
  • voor de ingrediënten heb je in totaal € 6,20 betaalt
  • je hebt de muffins verkocht voor € 1,20 per stuk
  • bereken je verlies

Slide 9 - Tekstslide

4.2 Wat levert het op?
  • Failliet
  • als een bedrijf lange tijd verlies lijdt en de schulden niet meer kan betalen, gaat het failliet
  • het bedrijf sluit
  • vb faillissement intertoys 

Slide 10 - Tekstslide