Klinisch redeneren : 6 stappen volgens Marc Bakker

klinisch redeneren
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

klinisch redeneren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intro Klinisch redeneren
Zes stappen volgens
Marc Bakker
uitgelegd

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les doel
Aan het einde van de les 
kun je de 6 stappen van klinisch redneren benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is klinisch redeneren?
= vaardigheid om eigen observaties en interpretaties aan medische kennis te koppelen om zodoende te beredeneren welke stappen je moet nemen tijdens je handelen.
"Ontwikkelen 'klinische blik"



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

en waarom wordt het gebruikt?
interventies
vervolgstappen
onvoorziene situaties
keuzes verantwoorden
 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Communicatie met de SBARR  en de
ABCDE- methode

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(i)SBARR
Met het gebruik van de in Amerika ontwikkelde SBARR-methode kunnen wij:
  •  op een gestructureerd en eenduidig met elkaar communiceren
  • om snel maar toch correct communiceren
  • de gewenste zorg tijdig gegeven kan worden
  • Doel van de methode is dat de instabiele situatie waarin de patiënt zich bevindt niet ontspoort en de patiënt zo geen schade oploopt.

Slide 7 - Tekstslide

 over een mogelijk, bedreigende situatie
Voordelen (I)SBAR(R)?
  • Consequente informatie overdracht: 
  • Verzorgende wordt door stappenplan gedwongen eerst zelf de situatie te analyseren
  • Arts krijgt completer beeld; kan adequater reageren
  • Kwaliteit van zorg en teamsamenwerking nemen toe

Slide 8 - Tekstslide

inhoud verbetert, overdracht wordt korter (overdracht en slechte communicatie = risicomoment)
Verklaring ISBARR

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I= Identification
Je zegt wie je bent, wat je functie is en van welke afdeling en locatie je belt
Identificeer de client door het noemen van naam en geboortedatum en vertel de reden van je gesprek

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

S =Situation (situatie)

Wat is er aan de hand?

Wat is er gebeurd?

Wat is de ernst van je oproep?


Vertel kort iets over het probleem. Bijvoorbeeld: '... ik maak mij zorgen om ...'.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B=Background (achtergrond)

De opnamediagnose, lijst van medicatie, allergieën, laboratoriumuitslagen, eventuele voorgeschiedenis.


Bijvoorbeeld: 'De patiënt is opgenomen met ... en gebruikt momenteel ... . Verder heeft patiënt in de voorgeschiedenis een CVA gehad, met hemiparese links als restklacht.'.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A=Assessment (beoordeling)

Assessment: Wat is de eigen beoordeling over de situatie? Wat denk je zelf wat er aan de hand zou kunnen zijn? Geef eventueel de ews score + de laatste vitale functies



Bijvoorbeeld: 'Het probleem zou cardiaal kunnen zijn, 

maar ik weet het niet zeker.' 

Client heeft deze vitale waardes 

(ews) + eventueel abcd methode erbij

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

R=Reccommendation (aanbeveling)

Reccommendation: Wat is de aanbeveling van jou? Wat wil je dat er gaat gebeuren? Wil je dat de arts komt? Moet er medicatie gewijzigd worden?


Bijvoorbeeld: 'Ik denk dat je binnen nu en 30 minuten langs moet komen om de patiënt zelf te beoordelen.'

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

R= 'Repeat' (herhaal).

 Herhaal het antwoord van de zorgverlener nog eens om zo eventuele fouten te kunnen opsporen.


Bijvoorbeeld: 'Dus als ik het goed begrijp, wil je dat ik een bloedsuiker prik en kom je daarna binnen 30 minuten bij de patiënt langs?'

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. SBAR
S: Dhr hoest sputum op, ziet grijs en bleek, heeft koorts en een saturatie van  85% zonder O2, snelle ademhaling, lage RR
B: Dhr heeft kanker en krijgt chemotherapie, verzwakte afweer, niet bekend met longziekten, matige roker
A: mogelijke pneunomie??
R: arts waarschuwen i.v.m. sputum en controles (EWS) in combinatie met zijn ziektebeeld

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je vraag of je alvast kan beginnen met het toedienen van glucose. Bij welke fase hoort dit?
A
Situation
B
Background
C
Assessment
D
Recommendation

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je vertelt de arts dat je denkt dat de client een nabloeding heeft. Dit past in de fase:
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ABCDE-methode

  • Methode van observeren
  • Soms wordt hiermee gerapporteerd
  • Treat first what kills first

Slide 19 - Tekstslide

 Met andere woorden: behandel eerst de primaire (levensbedreigende), dan de secundaire en tertiaire (niet-direct c.q. niet-levensbedreigende) letsels en stoornissen.
ABCDE
Airway- Ademweg
Breathing -ademhaling
Circulation- Circulatie
Disability -Neurologische toestand/bewustzijn
Exposure- omgevingsfactoren (koude/warmte, breuken en kneuzingen etc)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Klinisch redeneren volgens de 6 stappen van Marc Bakker

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6 stappen
1: Oriëntatie situatie
2: Klinische probleemstelling
3: Aanvullend klinisch onderzoek
4: Klinisch beleid
5: Klinisch verloop
6:  Evaluatie /nabeschouwing

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Oriëntatie op de situatie
Er is iets aan de hand!
  • gegevens verzamelen (je observaties)
  • voorgeschiedenis
  • Je voert een risicoanalyse uit en je beslist of je de arts moet informeren


SBAR
situatie (S)
achtergrond (B)
beoordeling (A)
aanbeveling (R)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak gebruik van de EWS
= Early Warning Score
verslechtering van de patiënt vroegtijdig signaleren
Niet-pluisgevoel
Het niet-pluisgevoel is een spontaan opkomend, alarmerend gevoel van alertheid en is het resultaat van intuïtieve kennis. Deze intuïtieve kennis is gebaseerd op kennis en ervaring van de verpleegkundige.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. klinische probleemstellingen
Wat is er aan de hand?
  • problemen in kaart brengen
  • kennis van ziektebeelden is belangrijk
  • gewenst/ongewenst

Slide 25 - Tekstslide

In deze stap zijn de zorgthema s belangrijk:

Beschreven in de ICF classificatie van de WHO

Er zijn er 12: 
Ademhaling
circulatie
vocht en elektrolytenbalans
bloed
neurologisch systeem
thermoregulatie
afweersysteem...

Elk van deze onderdelen heeft een paar deelonderdelen

In deze casus met name nr voor ademhaling:

 luchtwegen
- ademprikkel
- ademarbeid
- diffusie
- perfusie


Stap 2
Je bedenkt wat er aan de hand kan zijn bij de zorgvrager, wat de gevolgen van de verandering in de (gezondheids)situatie zijn voor het leven van deze zorgvrager en wat mogelijke problemen kunnen zijn.

  • Je ordent de gegevens.
  • Je formuleert hypothesen. (Wat je verwacht te vinden)
  • Je legt verbanden tussen de problemen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. aanvullend onderzoek
Aantonen van de ziekte/gevolgen
  • verantwoordelijkheid van de arts
  • denk aan; röntgenfoto, bloedonderzoek of kweek

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3
  • Heb ik voldoende gegevens?
  • Welke aanvullende observaties kan ik doen?
  • Zijn er aanvullende onderzoeken nodig? Welke?
  • Kan ik deze aanvullende onderzoeken zelf doen of moet dit in overleg met of na toestemming van een andere discipline?
  • Moet ik een collega of andere discipline informeren en/of hiermee overleggen?
  • Zijn er potentiële problemen waar ik rekening mee moet houden?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Klinisch beleid
In deze stap formuleer je verpleegkundige diagnosen, stel je zorgdoelen op en bepaal je de verpleegkundige interventies. Ook maak je afspraken met de zorgvrager en zijn naasten over wie welke zorg aan de zorgvrager verleent.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 4
Het verpleegkundig beleid
Het verpleegkundig beleid is de aanpak van de verpleegproblemen zoals je die in het verpleegplan vastlegt.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. klinisch verloop
Wat je kunt verwachten bij de patiënt
  • complicaties
  • risico's
  • bijwerkingen van medicatie

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 5
Op het moment dat je bij het observeren weer een probleem tegenkomt (bijvoorbeeld een nabloeding na een chirurgische ingreep), begin je voor dat probleem weer bij stap 1 van klinisch redeneren.
Alles leg je vast in de rapportage

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. nabeschouwing

  • kwaliteit, patiëntveiligheid
  • heb je goed gehandeld als verzorgende/verpleegkundige?
  • Als je reflecteert op de bereikte resultaten van de zorgverlening, kun je jezelf afvragen of je het probleem van de zorgvrager compleet in beeld hebt gebracht. Heb je zaken over het hoofd gezien?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies