thema 1 regeling bs 6 spieren en beweging

Regeling
BS6 Spieren en beweging
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Regeling
BS6 Spieren en beweging

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort het meest bij impulsoverdracht?
A
actiepotentiaal
B
Na-K-pomp
C
axon
D
synaps

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk onderdeel van ons zenuwstelsel activeert onze spieren?
A
animaal
B
orthosympatisch
C
parasympatisch
D
autonoom

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

waar start de impuls om je skeletspieren te bewegen?
A
motorische cortex
B
sensorische cortex

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk type zenuwcel wordt gebruikt?
A
sensorisch
B
schakel
C
motorisch

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke neurotransmitter wordt gebruikt om het signaal naar de spier door te geven?
A
glutamaat
B
acetylcholine
C
nicotine
D
GABA

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN
1.6 spieren en beweging
* je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven 
                       * drie typen weefsel
                       * bouw spier
                       * samentrekking spier
* je kunt de effecten van doping en training beschrijven
* je kunt de uitvoering van een onderzoek en conclusies evalueren


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spierweefsels
  • Dwarsgestreept: skeletspieren
  • Glad: langwerpige cellen, actine en myosine niet gerangschikt
  • Hart: fibrillen liggen niet naast elkaar in vezel

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort het meest bij impulsgeleiding?
A
actiepotentiaal
B
acetylcholine
C
neurotransmitter
D
postsynaptisch membraan

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Type spieren

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartspieren
Dwarse streepjes onder de microscoop
door de rangschikking van de actine
en myosine moleculen

Cellen hebben onderlinge verbindingen
waardoor een netstructuur ontstaat

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spieren
Een antagonist heft deze samentrekking weer op.
Antagonisten zijn 2 spieren met invloed op elkaars werking bijvoorbeeld de biceps en de triceps

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van skeletspieren

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van skeletspieren
  • Spier is omgeven met bindweefsel: de spierschede

  • Zit vast aan het skelet met pezen

  • Een spier bestaat uit meerdere spierbundels, elk omgeven met bindweefsel

  • Een spierbundel bestaat uit een aantal spiervezels

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van skeletspieren
  • Een axon van een bewegingszenuwcel
    is op het einde vertakt.

  • Elke vertakking eindigt in
    een motorisch eindplaatje

  • Hier wordt het impuls overgebracht naar de spiervezel

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van skeletspieren
  • De vertakkingen van één bewegingszenuwcel
    kunnen via de eindplaatjes meerdere
    spiervezels aansturen

  • Eén bewegingszenuwcel en al zijn
    motorische eindplaatjes en spiervezels
    die aangestuurd worden heten een motorische eenheid

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motorische eenheid
Motorische eindplaatjes zitten
op de spiervezels. 
Het zijn de uiteindes van van de vertakkingen
van de axon van een bewegingszenuwcel.

Meestal één eindplaatje per spiervezel.

Een bewegingszenuwcel vormt samen met de spiervezels die 
hij aanstuurt een motorische eenheid.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

motorische eenheid
Hoe kleiner de motorische eenheid, hoe meer individuele spiervezels je kan aansturen

Meer vezels aansturen = nauwkeuriger bewegen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het samentrekken
Het samentrekken van de spiervezels gebeurt alleen als de prikkeldrempel van die spiervezels is overschreden.

Het samentrekken van een spiervezel is altijd maximaal

De kracht van aanspanning hangt dus af van de hoeveelheid motorische eenheden die tegelijk samentrekken

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het samentrekken
  • Spiervezels bestaat uit spierfibrillen

  • Tussen deze spierfibrillen liggen veel mitochondriën en glycogeenkorrels.
De mitochondriën zijn de energiefabriekjes van een cel. Zij hebben zuurstof en glucose nodig om ATP te kunnen vormen. ATP is de energie die door de cellen gebruikt kan worden. Omdat glucose niet altijd voorradig is in het lichaam, kan ons lichaam glucose opslaan in de vorm van glycogeen. Ons lichaam doet dit met behulp van het hormoon insuline. Om glycogeen weer om te zetten naar glucose gebruikt ons lichaam glucagon.
Boven is de spierfibril zichtbaar, onder de filamenten waar deze spierfribil uit bestaat.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het samentrekken
Een spierfribil bestaat uit filamenten:
eiwitdraden die bestaan uit myosine of actine

De rangschikking van deze actine en myosinefilamenten zorgt voor het dwarsgestreepte patroon

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

groen: actine
paars: myosine

Waar in de BINAS kan je hier iets over vinden?

Slide 24 - Tekstslide

De beweging die myosine maakt is te vergelijken met de beweging van roeiers in een roeiboot (zie ook 90C in Binas). Het in elkaar schuiven van de actine en myosine heeft als gevolg dat de hele myofibril verkort. Een spiervezel verkort wanneer alle myofibrillen tegelijk verkorten. Een spierbundel trekt samen als meerdere spiervezels samentrekken. Op deze manier kan jij je spieren gebruiken.
Het samentrekken
van een spier

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
  Maak opdracht 68 t/m 71
Lees resterend deel van de basisstof 6
Maak opdr. 72 t/m 80

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antagonisten
tegengestelde werking maar wel tegelijkertijd

een spier heeft een andere spier nodig om te kunnen ontspannen

als duo werken ze samen


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

langzame en snelle spiervezels

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Snelle en langzame spieren
Hoeveelheid langzame en snelle spiervezels is genetisch bepaald maar kan worden gewijzigd door training

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Snelle en langzame spieren
Duurtraining verhoogt het aantal mitochondrieën per cel en verhoogt de doorbloeding

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spierspoeltje
registreert spierspanning

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spierspoeltje





Spier uitgerekt: depolarisatie sensorisch neuron (lichtblauw) en veel impulsen naar de hersenen
        

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spierspoeltje





Spier gespannen: hyperpolarisatie sensorisch neuron (lichtblauw) en geen impulsen naar de hersenen
        

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spierspoeltjes zijn betrokken bij reflexen en het samenwerken van antagonisten.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Golgi peeslichaampje
registreert rek in de pees

zorgt voor peesrelfex bij te grote rek ter voorkoming van schade aan spieren

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
  Maak opdracht 72 t/m 80

Maak Test jezelf BS 1 t/m 6

Lees en maak Samenhang 

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies