T1B6 - Spieren en beweging

Regeling
Thema 1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Regeling
Thema 1

Slide 1 - Tekstslide

LEERDOELEN
1.6 - spieren en beweging
* je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven 
                       * drie typen weefsel
                       * bouw spier
                       * samentrekking spier
* je kunt de effecten van training, revalidatie en doping beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Typen spierweefsel
  1. dwarsgestreept spierweefsel
  2. glad spierweefsel
  3. hartspierweefsel

Slide 3 - Tekstslide

Glad spierweefsels
Kenmerken:
  1. Langwerpige spiercellen
  2. 1 celkern per cel
  3. Trage samentrekking, maar niet snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door autonome zenuwstelsel

Komt voor in:
  1. huid                       4. bloedvaten
  2. darmkanaal       5. iris
  3. ademspieren

Slide 4 - Tekstslide

Dwarsgestreept
spierweefsel 
Kenmerken:
  1. Bestaat uit spiervezels
  2. Ontstaat door versmelting van veel spiercellen
  3. Snelle samentrekking maar snel vermoeid
  4. Dwarse strepen zichtbaar
  5. Geïnnerveerd door animale zenuwstelsel

Komt voor in:
  1.  Skelet (zitten vast aan botten)

Slide 5 - Tekstslide

Hartspierweefsel
Kenmerken:
  1. Spiercellen vormen vertakkingen
  2. Raakt niet snel vermoeid
  3. Dwarse strepen zichtbaar
  4. Geïnnerveerd door autonome zenuwstelsel


Slide 6 - Tekstslide

Bouw van skeletspieren
(Binas 90C)
  • Spier is omgeven met bindweefsel: de spierschede

  • Zit vast aan het skelet met pezen

  • Een spier bestaat uit meerdere spierbundels, elk omgeven met bindweefsel

  • Een spierbundel bestaat uit een aantal spiervezels

Slide 7 - Tekstslide

Spiervezels
Spiervezel bestaat voornaamelijk uit myofibrillen/spierfibrillen.


Myofibrillen zijn opgebouw uit de eiwitdraden (filamenten): Actine (dunne draden) en myosine (dikke draden).

De actine- en myosinefilamenten liggen in een regelmatig patroon gerangschikt. Hierdoor is een dwarse streping zichtbaar van lichte en donkere banden.

Slide 8 - Tekstslide

Spiervezels
Spiervezel bestaat voornaamelijk uit myofibrillen/spierfibrillen.


Myofibrillen zijn opgebouw uit de eiwitdraden (filamenten): Actine (dunne draden) en myosine (dikke draden).

Langs elkaar bewegen (in elkaar schuiven)
van deze twee moleculen maakt spiercontractie mogelijk
(zie bron 10)

Slide 9 - Tekstslide

Aansturing 
Op de spiervezels bevinden zich motorische eindplaatjes. Dit zijn de uiteinden van de vertakkingen van een axon van een motorisch neuron.

De meeste spiervezels hebben één motorisch eindplaatje.

Eén motorisch neuron vormt samen met alle spiervezels die via motorische eindplaatjes in verbinding staan met dit neuron, een motorische eenheid.

Slide 10 - Tekstslide

Acetylcholine




Synaptische blaasjes in motorisch eindplaatje 
geven acetylcholine (= neurotransmitter) 
af aan de synapsspleet.

Acetylcholine bindt aan de receptoreiwitten van ionkanalen 
in het postsynaptische membraan. 

Wanneer hierdoor een EPSP ontstaat, veroorzaakt dit contractie 
van de aangesloten spiervezels.

Afhankelijk van het aantal motorische eenheden dat tegelijkertijd samentrekt, 
kan de contractie van een spier krachtig of minder krachtig zijn.



Slide 11 - Tekstslide

Contractie




  1. impuls bereikt spiervezel
  2. Door impuls diffunderen Ca2+-ionen de myofibrillen
    in en binden aan troponine.
  3. Hierdoor komt op het actine bindingsplaatsen vrij voor 
    myosinemoleculen.
  4. De koppen van de myosinemoleculen binden aan ATP.
  5. Als ADP en P loslaten, springt het myosinemolecuul terug in de oorspronkelijke gebogen stand en trekt hierbij het actinefilament mee.
  6. Hierdoor schuiven de actine- en myosinefilamenten in elkaar en wordt de spiervezel korter



Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

De lichte banden van de dwarse streping worden smaller.
De donkere banden blijven even breed

Na elke contractie is er in een motorische eenheid een periode van herstel. In deze periode worden afvalstoffen afgevoerd, zuurstof aangevoerd en de voorraad ATP aangevuld.
Contractie

Slide 15 - Tekstslide

Houding en beweging
In een normale, ontspannen toestand is een skeletspier niet maximaal ontspannen.

Elk motorisch neuron geleidt zo nu en dan een impuls, waardoor de aangesloten motorische eenheid samentrekt. Maar het aantal motorische eenheden dat tegelijkertijd samentrekt, is te klein om een beweging te veroorzaken. 

De spier oefent daardoor een lichte kracht uit op de aanhechtingsplaatsen van de pezen. Deze kracht noem je de tonus (spierspanning). 

De tonus speelt een belangrijke rol bij de handhaving van de lichaamshouding, zoals bij zitten of staan.

Slide 16 - Tekstslide

Spierspanning
Zelfs in rust gebruik je spieren, ookwel de spierspanning genoemd.

Deze spanning wordt geregistreerd door spierspoeltjes.

Een lage spierspanning leidt bijv. tot een vermoeide indruk.

Slide 17 - Tekstslide

Houding en beweging
Ook reflexen kunnen een rol spelen bij 
de handhaving van de lichaamshouding.

Wanneer je rechtop staat, wordt het evenwicht 
gehandhaafd door middel van reflexen.

Zodra je iets naar voren helt, trekken de kuitspieren in een reflex samen. Daardoor wordt het naar voren hellen van het lichaam direct gecorrigeerd, zonder dat je je daarvan bewust bent.

Reflexen ontstaan doordat bij uitrekking van een spier de spierspoeltjes, die zich tussen de spiervezels bevinden, worden geprikkeld.

Slide 18 - Tekstslide

Spierspoeltje
  • zit in spier, geeft informatie of de spier gerekt of gestrekt is
  • wordt spier uitgerekt, bijv teveel boeken op arm voor hoe sterk spier aangespannen is
  • dan via spierspoeltje signaal naar spier om meer in te spannen
  • rekking wordt verminderd, dus spierspoeltje minder rek
  • antagonist wordt direct geremd

Slide 19 - Tekstslide

Werking spierspoeltje

Slide 20 - Tekstslide

peesspoeltjes / 
  • = Golgi-peeslichaampjes
  • gevoelig voor spierspanning
  • kunnen motorisch neuron remmen via rekreflex
  • hierdoor worden de bewegingen vloeiender en gelijkmatiger
  • beschermen spieren door demping en te snelle bewegingen

Slide 21 - Tekstslide

Antagonisten
Omdat spieren zich enkel kunnen samentrekken, heb je twee spieren nodig voor een volle beweging.

Twee tegengestelde spieren zijn antagonisten.

Slide 22 - Tekstslide

Snelle/langzame spiervezels
Binas 90B
Verdeling van spiervezels is erfelijk.

Door training kan je geen langzame spiervezels omzetten in snelle spiervezels (of andersom)!

Wel kun je meer van bepaalde spiervezels krijgen!

Langzame spiervezels
- goed doorbloed
- veel mitochondriën (niet snel vermoeid)
Snelle spiervezels (witte):
- minder doorbloed
- minder mitochondriën (sneller vermoeid)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat?
Basisstof 6: opdracht 68, 69, 70, 71, 72, 73, 75, 77
Hulp nodig?
zoek op in je boek of steek je hand op.
Aan de slag!
timer
20:00

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video