Box 1 en 3

Examenvoorbereiding Box 1 en 3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examenvoorbereiding Box 1 en 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Welkom
Instructie & Oefenen


Wat wil je de komende weken nog leren?

Slide 2 - Tekstslide

Deze box gaat over werk en je eigen woning.
A
Box 1
B
Box 2
C
Box 3

Slide 3 - Quizvraag

Deze box gaat over je vermogen.
Spaargeld, beleggingen, 2e huis, etc.
A
Box 1
B
Box 2
C
Box 3

Slide 4 - Quizvraag

Box 1 gaat over werk en eigen woning
Formule:
Jaarloon
Bijtellingen + (bv. eigenwoningforfait)
................
Aftrekposten -  (bv. studiekosten, hypotheekrente,giften)
Belastbaar inkomen
Aantekening. 
Leer uit je hoofd!

Slide 5 - Tekstslide

Eigen Woningforfait
Als je een eigen woning hebt, bouw je daarmee vermogen op. Je profiteert dan meer van je woning dan iemand die huurt. Zo ziet de Belastingdienst dat in ieder geval. Daarom moet je voor het bezit van je woning een bedrag optellen bij je belastbare inkomen. Dit is het eigenwoningforfait.

Slide 6 - Tekstslide

WOZ-waarde is €435.000.
Hoeveel is het EWF?
Schrijf de berekening op

Slide 7 - Open vraag

Voorbeeld.
Jack en Jill doen samen aangifte. Hun jaarloon is €75.000,--. Het Eigenwoningforfait (uit het vorige antwoord) is €2175,--. Ze betalen dit jaar €8.000,-- aan hypotheekrente en ze reizen met de trein naar het werk. OV kosten €235,--. Bereken het belastbaar inkomen.  We vullen de formule in:
Jaarloon                                          €75.000,--
Bijtelling                                          €   2.175,-- +
                                                            €77.175,--
Aftrekposten                                €   8.235,--  - (hypotheekrente + OV)
Belastbaar inkomen                   €68.940,--    (hierover berekenen we de belasting in box 1

Slide 8 - Tekstslide

Box 1
Belastbaar inkomen €68.940,-- 

Voor het grootste deel in schijf 1. Voor het laatste stukje in schijf 2

Slide 9 - Tekstslide

Box 1
Belastbaar inkomen €300.000,--

Ook dan start je in schijf 1 en de rest in schijf 2

Slide 10 - Tekstslide

Het schijventarief is een voorbeeld van
A
Profijt beginsel
B
Proportioneel belastingstelstel
C
Progressief belastingstelsel
D
Draagkrachtbeginsel

Slide 11 - Quizvraag

Bereken het belastbaar inkomen.
Jaarloon: €56.000,--. EWF: €1600,--. Hypotheekrente: €4245,--

Slide 12 - Open vraag

Wie heeft er last van als we de eerste schijf verhogen naar 39%
A
Mensen met een belastbaar inkomen tot €68.507,--
B
Mensen met een belastbaar inkomen boven de €68.507,--
C
Alle belastingbetalers
D
Niemand

Slide 13 - Quizvraag

Box 3
Box 3 gaat over: 
- spaargeld
- aandelen
- tweede huis
Je betaalt belasting over de opbrengst van je spaargeld (rente) en aandelen, je tweede huis. 
De belastingdienst bedenkt deze opbrengsten

Slide 14 - Tekstslide

Heffingvrij vermogen
De overheid wil graag dat je spaart. Om die reden hoe je niet over al je vermogen belasting te betalen. 

Slide 15 - Tekstslide

Box 3 - voorbeeld - belastbaar vermogen
Jack en Jill hebben aan spaargeld €12.000,--. Ze hebben een aandelenpakket van €18.000,--. Ze hebben een vakantiehuis van €120.000,--. Het heffingvrij vermogen is €25.000,-- per per persoon die aangifte doet. 
 
€12.000,-- + €18.000 + €120.000 = €160.000 - €50.000,-- = €100.000,--

Je betaalt belasting over de opbrengst (rendement) van de €100.000,-- 

Slide 16 - Tekstslide

Rendement is opbrengst van je vermogen
Schijf 1: je spaart 67% van je vermogen en krijgt daar 0,03% rente voor. 
33% beleg je en daar krijg je 5,69% voor. Deze 2 bedragen tel je op en daar betaal je 31% belasting op.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat moet je nu aan belasting betalen?
Voorbeeld: 
Box 1                                             € 6.167,--
Box 3                                             €    241,-- +
                                                         € 6.408,--
heffingskortingen:                 €  7.042 - 
                                                         €     634,--    
                          Krijg je dit terug of moet je bijbetalen?

Slide 19 - Tekstslide

Draagkrachtbeginsel
A
De mensen met lage inkomens betalen meer belasting.
B
Mensen met hoge inkomens betalen meer belasting
C
Mensen met een hoog belastbaar inkomen betalen ook in % meer belasting
D
Mensen met een laag belastbaar inkomen betalen in % meer belasting.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het profijtbeginsel
A
Dat de belasting wordt afgestemd op de hoogte van je inkomen
B
Dat het inkomen voor een deel naar de armen gaat
C
Dat je betaald als je ergens gebruik van maakt
D
Dat je belasting moet betalen over een slecht (ongezond) product

Slide 21 - Quizvraag

AOW premie betalen is een voorbeeld van het solidariteitsbeginsel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Belastingsommen
Werkblad
Antwoorden komen in SOMtoday

Slide 23 - Tekstslide