5a jeudi 16 mars

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

5a jeudi 16 mars

Tik in: de medicijnen

Zij heeft gedronken

1. Elle a boiré
2. Elle a boiru
3. Elle a bu
4. Elle a buvé

Ils courraient

1. Zij zouden rennen
2. Zij zullen rennen
3. Zij renden

Quel est son surnom?
Wat is zijn/haar....?

1. Voornaam
2. Bijnaam
3. Achternaam
4. Doopnaam

Quel est le mot positif?

1. ridicule
2. sceptique
3. admirateur
4. hypocrite

Quel est le mot négatif?

1. le bonheur
2. le courage
3. la réussite
4. le malheur

La sécu=

Wij kennen

1. Nous connons
2. Bous connissons
3. Nous connaissons
4. Nous connaitrons

la cause

bref

par contre

conséquence

tegenstelling

oorzaak

conclusie

ensuite

gevolg

uitbreiding

juin, juillet,..

1. auôt
2. août
3. oaût

oto-rino-laryncologiste

1. gynacoloog
2. fysiotherapeut
3. KNO -arts
4. maag-en darmspecialist

aux urgences

1. naar de Eerste Hulp
2. naar de kern van het probleem
3. zover als mogelijk
4. conform de vragen

cet, cette, sept

1. De uitspraak is identiek
2. Alleen de eerste twee spreek je hetzelfde uit
3. Alleen de laatste twee spreek je het zelfde uit
4. Alleen het 1e en laatste woord spreek je hetzelfde uit

J'ai travaillé dans les serres (..?...) deux ans

1. pour
2. avec
3. devant
4. depuis

Elle va garder les enfants

1. Zij houdt de kinderen (bij scheiding)
2. Zij brengt de kinderen naar de BSO
3. Zij gaat babysitten
4. Zij gaat de kinderen lesgeven