zelfstandig aan de slag MAW HX

zelfstandig aan de slag
les 29 april 2021
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

zelfstandig aan de slag
les 29 april 2021

Slide 1 - Tekstslide

uitleg 
Er zijn enkele tekstfragmenten en daarna in een volgende sheet examenvragen
Soms krijg je de opdracht om een deel uit een katern te bestuderen en daarna in een aantal sheets wat vragen beantwoorden. Dit zijn geen examenvragen.

Slide 2 - Tekstslide

tekst om te lezen 
Lobbyisten praten voortdurend met beleidsmakers en ambtenaren (…).  Mechteld van den Oord (33), advocate en freelance lobbyist: “(...)  het feit dat we achter de schermen werken, betekent niet dat we louche zijn. Dat imago komt door de media.  Als de lobby in het nieuws komt, is het meestal in negatieve zin. Dan  gaat het over omkoopschandalen of
de agressieve tabakslobby. Maar lang niet aan elk proces hangt een luchtje. Voor van alles en nog wat wordt gelobbyd: van garnalen tot  Greenpeace. Je kunt als bedrijf of instelling nauwelijks nog zonder een vertegenwoordiger in Den Haag. Het  funeste is: mensen begrijpen niet wat je precies doet. Dan ben je algauw verdacht. 

Slide 3 - Tekstslide

Er zijn verschillende theorieën en hypotheses ontwikkeld over de mate waarin media invloed hebben op mensen. Een voorbeeld van zo’n mediahypothese is de cultivatiehypothese. In de vorige sheet geeft een lobbyist een verklaring voor het beeld dat mensen hebben van lobbyisten. In de verklaring is een stereotype te herkennen.
Leg uit welke mediahypothese in deze verklaring te herkennen is. Gebruik in je uitleg:
 de naam van een mediahypothese;
 een stereotype op grond van de tekst van de vorige sheet.

Slide 4 - Open vraag

tekst om te lezen 
Offermans, fel: “Neen! Zij die besluiten, hebben de macht. (…) De uiteindelijke stappen worden gezet door de regering.(…)

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit naar welk soort macht ‘zij die besluiten’ verwijst: formele of
informele macht

Slide 6 - Open vraag

tekst om te lezen 
En als lobbyisten meeschrijven aan wetsvoorstellen, krijgen ze behoorlijk veel grip op de inhoud.” Geen zorgelijke ontwikkeling, vindt Offermans: “Waarom zouden lobbyisten niet mogen meeschrijven aan wetsvoorstellen? Vaak heeft de
lobbyist meer inhoudelijke kennis dan de politicus. Een politicus kan zich onmogelijk in alles verdiepen. (…)” Kortom: de specialistische kennis van de lobbyist informeert de politicus. Maar die informatie, en daar wringt het, is per definitie gekleurd. Worden lobbyisten nog eens machtiger dan politici? Offermans, fel: “Neen! Zij die besluiten, hebben de macht. (…) De uiteindelijke stappen worden gezet door de regering. (…)” 

Slide 7 - Tekstslide

Op basis van de tekst in de vorige sheet kan gesteld worden dat lobbyisten net als ‘zij die besluiten’ macht hebben.
 Geef een omschrijving van het kernconcept macht. Gebruik in je omschrijving de woorden ‘doelstellingen’ en ‘handelingsmogelijkheden’.
 Leg vervolgens met behulp van deze omschrijving uit dat lobbyisten net als ‘zij die besluiten’ macht hebben.

Slide 8 - Open vraag

Bestudeer 
Katern Binding hoofdstuk 2.5 het systeemmodel
en maak daarna de vragen in de volgende sheets. 

Slide 9 - Tekstslide

Tijdens de plenaire zitting in de Tweede Kamer wordt gestemd over een wijziging in de wet op de leerplicht.
Welke subfase van het systeemmodel is van toepassing?

Slide 10 - Open vraag

De nieuwe wet op jeugdzorg is inmiddels in werking getreden. Een groep van ouders en jeugdhulpverleners zijn een petitie gestart om Den Haag wakker te schudden dat de wet verschillende manco's heeft waardoor kwetsbare jongeren niet de hulp krijgen die noodzakelijk is. Welke fase van het leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open vraag

Bestudeer 
Katern Binding
Hoofdstuk 2.6 het Barrièremodel en maak de vragen in de volgende sheets 

Slide 12 - Tekstslide

Barrière 2 is de fase van het afwegen van de wensen en verlangens.
Welke actoren spelen in deze fase een rol?

Slide 13 - Open vraag

welke 5 functies vervullen politieke partijen?

Slide 14 - Open vraag

Medialogica wordt omschreven als een proces dat de publieke opinie ontstaat omdat beleidsmakers, politici, journalisten, burgers zich bewust of onbewust aanpassen aan de kaders en regels van de media.
Geef een voorbeeld vanuit een mediaregel hoe dit proces werkt.

Slide 15 - Open vraag

Bestudeer 
Katern Binding:
Hoofdstuk 2.2 representatie en representativitet 

Slide 16 - Tekstslide

Welke knelpunten in de representativiteit worden beschreven?

Slide 17 - Open vraag

Bestudeer
Katern Binding
Hoofdstuk 3

Slide 18 - Tekstslide

Leg uit wat wordt bedoeld met de veiligheidsparadox en veiligheidsutopie?

Slide 19 - Open vraag

Na het zien van het programma Opsporing Verzocht durft mevrouw Karelsen niet meer de straat op, omdat ze bang is slachtoffer te worden van misdaad.
Leg uit vanuit welke beïnvloedingstheorie je dit gedrag van mevrouw Karelsen het beste kunt verklaren?

Slide 20 - Open vraag

In een TV programma wordt een groot schandaal bekend gemaakt. Op het schoolplein voordat de les begint heeft iedereen het over het grote schandaal. Vanuit welke theorie kun je dit het beste verklaren?

Slide 21 - Open vraag

In het debat in de Tweede Kamer wordt de minister voor Rechtsbescherming door de oppositie verweten dat hij te weinig doet om de stijgende criminaliteit aan te pakken en dat hij te voortvarend is in het beperken van de de privacy van burgers. De oppositie vindt dat laatste ontoelaatbaar. Met welk spanningsveld heeft de minister te maken?

Slide 22 - Open vraag

Bestudeer 
Katern Vorming
Hoofdstuk 3

Slide 23 - Tekstslide

Een Tweede Kamerlid zegt in een interview: De afgelopen jaren hebben wij als politiek teveel gedacht dat de oplossing van problemen vanuit de markt moet komen. Dat was een antwoord op de gedachte dat de overheid een geluksmachine was voor mensen. We moeten terug naar onze oorspronkelijke wortels en meer luisteren naar de samenleving, naar de mensen. Welke politieke stroming herken je in deze tekst?

Slide 24 - Open vraag

lees de tekst 
Angst voor robots is onnodig. We moeten ons niet laten verlammen door de angst dat robots en de digitalisering ons werk overnemen. Wie de nieuwe technologie omarmt en actief op zoek gaat naar de kansen die het biedt, krijgt andere mogelijkheden. Met andere woorden: innovatie leidt dus niet per definitie tot baanverlies. 

Slide 25 - Tekstslide

Beredeneer dat verlies van banen door robortisering beschouwd kan worden als een verhoudingsvraagstuk. Gebruik ik je redenering:
# het hoofdconcept verhouding
# een kernconcept bij het hoofdconcept verhouding
# noem ook de naam van het gekozen kernconcept

Slide 26 - Open vraag

lees de tekst
"Hallo ik ben Alice, uw zorgrobot". Mevrouw X zei dat ze geen zorgrobot wilde, maar na een keer was het ijs gebroken. Mevrouw X ziet de zorgrobot nu als haar vriendin. Alice vraagt: "Bent u weleens eenzaam". Mevrouw X bevestigd dat en Alice vraagt door: "Wanneer vooral?". Mevrouw X: "Elke dag, er komt nooit iemand".    

Slide 27 - Tekstslide

Er zijn vier componenten van sociale uitsluiting te onderscheiden.
Leg uit van welke component van sociale uitsluiting sprake is in de vorige sheet. Gebruik in je uitleg:
# een component van sociale uitsluiting
# een voorbeeld uit de tekst.

Slide 28 - Open vraag

Discriminatie door werkgevers kan gevolgen voor zowel de subjectieve als objectieve arbeidsmarktkansen.
a. Leg uit welke invloed discriminatie kan hebben op de subjectieve arbeidsmarktkansen van jongeren.
b. Leg uit hoe een verandering van de subjectieve arbeidsmarktkansen gevolgen kan hebben voor de objectieve arbeidsmarktkansen.

Slide 29 - Open vraag

De overheid heeft verschillende instrumenten om sociale ongelijkheid te beïnvloeden, zoals een wijkgericht achterstandbeleid. Noem twee andere beleidsterreinen.

Slide 30 - Open vraag

tabel 1 
middelbaar en lager opgeleiden
hoger opgeleiden
iemand met goed gevoel voor humor
sociabel, gezellig, uitbundig, vrolijk
gevat, geestig, scherp, snel
platte humor is...
kwetsend, grof
gemakkelijk, simpel, flauw

Slide 31 - Tekstslide

zie tabel 1 op de vorige sheet.
Er zijn verschillende soorten kapitaal. Leg uit dat socialisatie kan verklaren dat een verschil in kapitaal tussen lager opgeleiden en hoger opgeleiden kan leiden tot een verschil in humorstijlen tussen de ze groepen. Gebruik in je uitleg:
# een soort kapitaal
# informatie uit tabel 1 waaruit een verschil in de gekozen soort kapitaal blijkt
# de omschrijving van het kernconcept socialisatie

Slide 32 - Open vraag