Medicatie test les 1

Wat weet ik al na les 1?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat weet ik al na les 1?

Slide 1 - Tekstslide

Om medicatie te mogen geven moet je bevoegd en bekwaam zijn.
Je bent bevoegd als je.......
A
kennis hebt over medicatie
B
een opleiding volgt voor verpleegkundige
C
een diploma verzorgende of verpleegkundige hebt
D
je zelf vindt dat je bevoegd bent

Slide 2 - Quizvraag

Bekwaam ben je als..............
A
je een diploma hebt en zelf vind dat je voldoende kennis hebt
B
als collega's dat tegen je zeggen
C
je een diploma verzorgende of verpleegkundige hebt
D
als de arts dat tegen je zegt

Slide 3 - Quizvraag

1. Medicatie bestaat vaak uit een merknaam en een stofnaam.
2. De merknaam en de stofnaam zijn altijd hetzelfde.
A
1 en 2 zijn beide juist
B
1 is juist en 2 is onjuist
C
1 is onjuist en 2 is juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Opiaten moet je altijd bewaren in een kast die op slot kan.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Een voorbeeld van een medicijn met een causale werkingen is
A
paracetamol
B
ibuprofen
C
ijzertabeletten
D
antibiotica

Slide 6 - Quizvraag

Een voorbeeld van een medicijn wat de symptomen bestrijd is
A
antibiotica
B
vitaminen
C
paracetamol
D
bloedverdunners

Slide 7 - Quizvraag

Op een recept wat voorgeschreven wordt moet altijd de naam van de arts staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Contra-indicatie is
A
een reden op medicatie voor te schrijven.
B
een reden om medicatie juist niet voor te schrijven
C
een ander woord voor de bijsluiter van een medicijn
D
medicatie die apart bewaard moet blijven

Slide 9 - Quizvraag

Wat is niet waar?
A
Medicatie moet je altijd in de originele verpakking bewaren
B
Medicatie moet je op een veilige plaats bewaren
C
Oude medicatie mag je gewoon in de prullenbak gooien
D
Medicatie heeft een houdbaarheidsdatum

Slide 10 - Quizvraag

Welke medicijnvorm zie je hier?
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Zetpil

Slide 11 - Quizvraag

Welke medicijnvorm zie je hier?
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Capsule

Slide 12 - Quizvraag

Welke medicijnvorm zie je hier?
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Capsule

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide