Kies een tekststructuur. Verzamel (betrouwbare) informatie. Maak gebruik van signaalwoorden. Schrijf in een bepaalde stijl en houd rekening met je publiek.
Slide 7 - Tekstslide
Hoeveel functies heeft de inleiding?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de eerste functie van de inleiding?
Slide 9 - Open vraag
Wat is de tweede functie van de inleiding?
Slide 10 - Open vraag
De inleiding
Aandacht trekken (anekdote, actualiteit, (voor)geschiedenis, belang voor het publiek)
Onderwerp introduceren (vragen stellen, probleem schetsen, standpunt formuleren)
Slide 11 - Tekstslide
Waaruit bestaat het slot van een uiteenzetting?
A
Samenvatting
B
Conclusie
Slide 12 - Quizvraag
Het slot
Maak gebruik van de signaalwoorden die behoren tot het samenvattend tekstverband
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Maar nu eerst... de voorbereiding
Waarover ga je schrijven? Oftewel, wat is je onderwerp?
Waar haal je informatie vandaan? Wat zijn betrouwbare bronnen?
Welke tekststructuur ga je gebruiken?
Maak een bouwplan
Schrijf een uiteenzetting van ongeveer 450-550 woorden over een actueel onderwerp
Aan het eind van de les heb je een onderwerp bedacht en heb je in elk geval je bouwplan ingevuld