Sparen en Lenen

Lets Play
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Lets Play

Slide 1 - Tekstslide

Sparen voor een auto =
A
sparen uit voorzorg
B
sparen voor de aanschaf van duurzame producten
C
sparen voor de rente
D
sparen om een inkomstendaling op te vangen

Slide 2 - Quizvraag

Sparen is:
A
Het uitstellen van consumptie
B
Het na je toe halen van consumptie

Slide 3 - Quizvraag

lenen of sparen?
A
lenen zorgt voor rente in de toekomst
B
sparen schuift schuift consumptie naar achteren
C
sparen haalt consumptie naar voren
D
lenen gaat ten koste van consumptie in de toekomst

Slide 4 - Quizvraag

Procentuele verandering
A
(nieuw-oud)/nieuw x 100%
B
(nieuw-oud)/oud x 100%
C
nieuw/oud x 100 - 100
D
oud/nieuw x 100 - 100

Slide 5 - Quizvraag

Spaargeld 2020: € 500
Spaargeld 2021: € 550
Bereken de procentuele verandering.
A
-9,1%
B
0,1%
C
450%
D
10%

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de mediaan?
A
5
B
14
C
9,5
D
11,5

Slide 7 - Quizvraag


Anne heeft aan rente op haar spaarrekening ontvangen van € 12,00. Het rentepercentage was 2%. Wat is absoluut en wat is relatief?
A
absoluut 2 relatief 12
B
absoluut 12 relatief 2

Slide 8 - Quizvraag

De mediaan is...
A
De middelste
B
De meest voorkomende

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de mediaan?
7
4
8
5
6
7
7
A
5
B
6,5
C
6
D
7

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen consumptief krediet
A
huurkoop
B
hypothecaire lening
C
persoonlijke lening
D
doorlopend krediet

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen enkelvoudige rente en samengestelde rente?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het antwoord op vraag 3.3a op blz. 35? Maak gebruik van hele getallen met punten om grootheden aan te geven.

Slide 13 - Open vraag

Hoeveel is de koopkracht van de familie Sweelinck toe- of afgenomen?
A
afname van 100 euro
B
0,004% afgenomen
C
0,004%
D
toename van 100 euro

Slide 14 - Quizvraag

Opdracht 3.9 b (uit hoeveel % bestaat het aantal kinderspaarrekeningen bij de bank)
A
28%
B
18,5%
C
1,85%
D
2,8%

Slide 15 - Quizvraag

Opdracht 3.14b stijging of daling
A
Stijging
B
Daling

Slide 16 - Quizvraag