H3 Sparen en lenen les 1

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Economie 3H

H3 Sparen en lenen

Wat weet jij over sparen

Leerdoelen van deze les

• Je kunt redenen beschrijven waarom er rente vergoed wordt over een spaarrekening.
  
• Je kunt redenen beschrijven waarom er verschillende rentepercentages vergoed worden over verschillende soorten spaarrekeningen. 
• Je kunt het verband beschrijven tussen inflatie en koopkracht van spaargeld en de rol van de rente daarbij. 
• Je kunt procentberekeningen maken.
• Wat we bedoelen met mediaan

Mediaan

Het middelste getal 

Let op dus niet het gemiddelde

Bereken de mediaan

68986.....

Rente

Sparen:

• De beloning die je krijgt als je geld uitleent (door te sparen) 
• Sparen = rente ontvangen

Lenen:

• Dat wat je betaalt voor het lenen van geld 
• Lenen = rente betalen

Waarom ontvang je rente?

Als je spaart (bij een bank):

• Kun je het geld nu niet uitgeven.
• De bank verdient van jouw geld, en verdien jij dus ook mee met de bank (door de rentevergoeding die je ontvangt). Voorbeeld
• Door inflatie daalt je koopkracht. Je kunt minder kopen van je geld. 

Verschillende spaarrekeningen

1. 'Gewone' spaarrekening
2. Vermogensspaarrekening (hoog spaarbedrag = hoog risico = hoog rentepercentage)
3. Kinderspaarrekening (hogere rente: kinderen blijven dan bij de bank als klant)
4. Depositospaarrekening (spaarbedrag is vastgezet voor een aantal jaar)

Inflatie

Gemiddelde stijging van de prijzen van producten.

Koopkracht

De hoeveelheid goederen die je met je inkomen kunt kopen.

Als de prijzen stijgen en je inkomen gelijk blijft, dan kun je minder goederen kopen: je koopkracht daalt.
 

Als de prijzen dalen en je inkomen gelijk blijft, dan kun je meer goederen kopen: je koopkracht stijgt.
 

Procentrekenen

Je hebt €100 op je spaarrekening staan bij de bank. De rente is 2% en deze ontvang je aan het eind van het jaar op de spaarrekening.

1. Hoeveel rente heb je ontvangen in dit jaar?
2. Hoeveel heb je aan het eind van het jaar op je spaarrekening staan?
3. En als je € 3.000 spaart?

Procentrekenen

Je hebt €100 op je spaarrekening staan bij de bank. De rente is 2% en deze ontvang je aan het eind van het jaar op de spaarrekening.

1. Hoeveel rente heb je ontvangen in dit jaar?                              (2/100)*100 = 2 euro

Procentrekenen

Je hebt €100 op je spaarrekening staan bij de bank. De rente is 2% en deze ontvang je aan het eind van het jaar op de spaarrekening.

1. Hoeveel heb je aan het eind van het jaar op je spaarrekening staan? 100 euro + 2 euro = 102 euro

Procentrekenen

Je hebt €100 op je spaarrekening staan bij de bank. De rente is 2% en deze ontvang je aan het eind van het jaar op de spaarrekening.

1. En als je € 3.000 spaart? (2/100)*3000 + 3000 = 3060 euro

Het stijgen van de prijzen heet..

1. koopkracht
2. inflatie
3. rente

Als de prijzen stijgen en je inkomen gelijk blijft, dan daalt/stijgt je koopkracht.

Wat heb je
vandaag geleerd?

Terugkoppeling leerdoelen

• Je kunt redenen beschrijven waarom er rente vergoed wordt over een spaarrekening.
  
• Je kunt redenen beschrijven waarom er verschillende rentepercentages vergoed worden over verschillende soorten spaarrekeningen.
  
• Je kunt het verband beschrijven tussen inflatie en koopkracht van spaargeld en de rol van de rente daarbij.
  
• Je kunt procentberekeningen maken.

Maak de opdrachten 3.1 t/m 3.8 

Lees de blz 34 -36 door en onderstreep zelf de belangrijkste begrippen (koopkracht, inflatie, mediaan)

en de soorten spaarrekeningen