Whatappgesprek inleveren 17 september 2020 klas 1

1A
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1A

Slide 1 - Tekstslide

Les devoirs
Faire (maken)
Als je paars goed hebt gemaakt, maak je nu geel.
Als je paars nog moeilijk vindt: eerst gr. C leren, dan blauw maken, dan paars maken

Whatsapp-gesprek schrijven
Leren voor MO:
Vocabulaire B - grammaire C (persoonlijk voornaamwoord, être)
Goed doornemen:
- gebruikte instructies (WB p.4) 
- vocabulaire A

Slide 2 - Tekstslide

14a
  1. tu
  2. nous
  3. je
  4. vous
  5. il
  6. elles
Nakijken
14b
  1. suis
  2. est
  3. êtes
  4. sommes 
  5. est
  6. est
  7. es
  8. sont
14c
  1. es
  2. suis
  3. êtes
  4. sommes
  5. est
  6. est
  7. sont
  8. sont
14d
  1. il est
  2. elle est
  3. ils sont
  4. elles sont
  5. ils sont
  6. je suis
14e
  1. je suis
  2. nous sommes/       on est
  3. Leila et Lisa sont
  4. Arthur est
  5. Vous êtes
  6. C'est

Slide 3 - Tekstslide

Ex. 15
  1. Oui, je suis à la piscine.
  2. Oui, nous sommes à Paris.
  3. Oui, elle est au camping.
  4. Oui, ils sont à la plage.
  5. Oui, je suis française.

Slide 4 - Tekstslide

Meedoen met opdracht: 

De rest gaat zelfstandig werken (maar mag ook meedoen):
Maken: gele opdracht in LessonUp (als je dat nog niet hebt gedaan)
Daarna even leren.

Slide 5 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu ______ où? 
  2. Ils _______ au camping.
  3. Marcel, il _________ français.
  4. Emma et Marie _________ à la plage.
  5. Monsieur Leclerc, vous ___________ en vacances?

Niet mee doen --> gele opdrachten uit de LU van vorige week
timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu ______ où? 
  2. Ils _______ au camping.
  3. Marcel, il _________ français.
  4. Emma et Marie _________ à la plage.
  5. Monsieur Leclerc, vous ___________ en vacances?

Slide 7 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu es où? 
  2. Ils _______ au camping.
  3. Marcel, il _________ français.
  4. Emma et Marie _________ à la plage.
  5. Monsieur Leclerc, vous ___________ en vacances?

Slide 8 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu es où? 
  2. Ils _______ au camping.
  3. Marcel, il _________ français.
  4. Emma et Marie _________ à la plage.
  5. Monsieur Leclerc, vous ___________ en vacances?

Slide 9 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu es où? 
  2. Ils sont au camping.
  3. Marcel, il _________ français.
  4. Emma et Marie _________ à la plage.
  5. Monsieur Leclerc, vous ___________ en vacances?

Slide 10 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu es où? 
  2. Ils sont au camping.
  3. (Marcel), il _________ français.
  4. Emma et Marie _________ à la plage.
  5. Monsieur Leclerc, vous ___________ en vacances?

Slide 11 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu es où? 
  2. Ils sont au camping.
  3. (Marcel), il est français.
  4. Emma et Marie _________ à la plage.
  5. Monsieur Leclerc, vous ___________ en vacances?

Slide 12 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu es où? 
  2. Ils sont au camping.
  3. (Marcel), il est français.
  4. Emma et Marie _________ à la plage.
  5. Monsieur Leclerc, vous ___________ en vacances?

Slide 13 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu es où? 
  2. Ils sont au camping.
  3. (Marcel), il est français.
  4. Emma et Marie sont à la plage.
  5. Monsieur Leclerc, vous ___________ en vacances?

Slide 14 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu es où? 
  2. Ils sont au camping.
  3. (Marcel), il est français.
  4. Emma et Marie sont à la plage.
  5. (Monsieur Leclerc), vous ___________ en vacances?

Slide 15 - Tekstslide

Noteer: 1) Wat het onderwerp is in de zin
2) Het juiste woord voor op de lege plek in de zin
  1. Tu es où? 
  2. Ils sont au camping.
  3. (Marcel), il est français.
  4. Emma et Marie sont à la plage.
  5. (Monsieur Leclerc), vous êtes en vacances?

Slide 16 - Tekstslide

Phrases-clés D

Slide 17 - Tekstslide

Schrijfopdracht bij phrases-clés D
Optie 1: Bedenk samen een Whatsappgesprekje tussen jou en een vriend(in)/buurjongen/oma/...
Optie 2: Bedenk samen een cartoon, waarin 2 personen met elkaar in gesprek zijn
  •             Schrijf minstens 3 zinnen per persoon (= 6 in totaal) --> begroet, vraag hoe het gaat, etc.
  •             Schrijf totaal minstens 8 zinnen

  • Je mag hierbij gebruikmaken van grammaire C, phrases-clés D & vocabulaire


  • Lever daarna een foto in van het gesprek in deze LessonUp (= huiswerk)

  • Volgende les bespreken we dit


Slide 18 - Tekstslide


Slide 19 - Open vraag


Slide 20 - Open vraag


Slide 21 - Open vraag

Grandes Lignes

Slide 22 - Tekstslide

Les devoirs
Faire (maken)
Als je paars goed hebt gemaakt, maak je nu geel.
Als je paars nog moeilijk vindt: eerst gr. C leren, dan blauw maken, dan paars maken

Whatsapp-gesprek schrijven
Leren voor MO:
Vocabulaire B - grammaire C (persoonlijk voornaamwoord, être)
Goed doornemen:
- gebruikte instructies (WB p.4) 
- vocabulaire A

Slide 23 - Tekstslide

ik 
jij
hij  / zij / men
wij
jullie / u
zij
zij 
vous
je
nous
ils
il / elle / on
tu
elles

Slide 24 - Sleepvraag

  Zet de persoonlijk voornaamwoorden in de juiste volgorde 
il
elle
tu
on
nous
je
vous
ils
elles

Slide 25 - Sleepvraag

Ik
Jij
Hij
Wij
Jullie / U
sont
Zij
Men
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils 
elles

Slide 26 - Sleepvraag

Frans
Nederlands
Wij
De meisjes
Jullie
De leerlingen 
Jij
Pierre
Stella
Ik
Men
Meneer Leclerc
Nous
Elles
Vous
Ils
Tu
Il
Elle
Je 
On 

Slide 27 - Sleepvraag

Het werkwoord être
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 28 - Sleepvraag