VWO 3 - Woordenschat NN H2

Woordenschat

 Beeldspraak herhaling klas 2:  

vergelijking, metafoor, personificatie en metoniem 

Beeldspraak woordenschat H3: 

asyndetische vergelijking, homerische vergelijking en synesthesie

Stijlfiguren woordenschat H2:

hyperbool, understatement, litotes, eufemisme



Stijlfiguren woordenschat H2

hyperbool, understatement, litotes, eufemisme



1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat

 Beeldspraak herhaling klas 2:  

vergelijking, metafoor, personificatie en metoniem 

Beeldspraak woordenschat H3: 

asyndetische vergelijking, homerische vergelijking en synesthesie

Stijlfiguren woordenschat H2:

hyperbool, understatement, litotes, eufemisme



Stijlfiguren woordenschat H2

hyperbool, understatement, litotes, eufemisme



Slide 1 - Tekstslide

Stijlfiguren
Woordenschat H2
Stijlfiguren worden gebruikt: 
- om je zwaarder of lichter uit te drukken
- om iets extra nadruk te geven
- om indruk te maken
- om een grappig effect te bereiken 
- om de lezer aan het denken te zetten




Slide 2 - Tekstslide

Stijlfiguren
Woordenschat H2
Vandaag: vier stijlfiguren die te maken hebben met overdrijven en terughoudendheid: hyperbool, understatement, litotes en eufemisme. 

Doel: hyperbolen, understatements, litotessen en eufemismen herkennen, begrijpen en gebruiken.






Slide 3 - Tekstslide

Hyperbool
Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool. De inhoud van de mededeling wordt hierbij overdreven vergroot. 
Ik verveel me dood.
Ik weet niet wat voor windkracht het is vandaag, maar ik denk wel windkracht 80!  
Ik heb wel een eeuw op je staan wachten.  
We hebben ons kapot gelachen.
Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.   






Slide 4 - Tekstslide

Het lijkt alsof het een beetje geregend heeft.
Het lijkt alsof het een beetje geregend heeft.

Slide 5 - Tekstslide

Understatement
Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. Je zegt dat iets minder groot, mooi, belangrijk etc. is dan in werkelijkheid.

Als je een één voor die toets hebt gekregen, zul je wel een paar foutjes gemaakt hebben.  

Die regisseur heeft met zijn speelfilms ongetwijfeld een paar centjes verdiend.  

Slide 6 - Tekstslide

Understatement
Mijn steenrijke oom heeft een stulpje aan de Rivièra gekocht.  

Toen zijn partij weer vier zetels had gewonnen in de peilingen reageerde de fractieleider met: 'Niet slecht'.  

'Ik doe dat wel even', zei de man toen hij het brandende huis in rende om zijn kinderen te redden.  






Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Litotes

De litotes is een bijzondere vorm van het understatement. Je ontkent het tegenovergestelde. Het doel is om datgene wat je bedoelt beter uit te laten komen.


Ze is bepaald niet dom (ze is slim).

Mijn vriend Mickey is niet vies van haring (hij is gek op haring).

Dat is geen slecht idee (dat is een goed idee). 

Hij is niet achterlijk (hij is slim).




 

 


Slide 9 - Tekstslide

Eufemisme
Je zegt iets zo dat het als minder hard of erg overkomt. Dat doe je om een pijnlijke situatie te verzachten en om te voorkomen dat je iemand kwetst.

Na een lange lijdensweg ging hij heen (sterven).  
Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht (begraven). 
Hij gaat creatief om met de waarheid (hij liegt). 
De directie wil het personeelsbestand afslanken (personeel ontslaan). 
De examinator heeft onzorgvuldig gehandeld (grote fouten gemaakt). 




Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Understatement - Eufemisme

Het verschil tussen een understatement en een eufemisme is humor / spot


Een eufemisme werkt verzachtend, een understatement gebruik je om de lachers op je hand te krijgen of grappig of grof uit de hoek te komen.




Filmpje: noteer drie hyperbolen en drie eufemismen

 

 


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Hyperbool - Eufemisme
Het kost me een eeuwigheid
Om tussen deze ontelbare hoeveelheid cornflakes
Ik barst van nieuwsgierigheid
Ik blijf maar een seconde weg 

Een klein ongelukje (een ongewenste zwangerschap)
Te diep in het glaasje kijken (stomdronken)
Het kleinste kamertje (toilet)
Gastarbeider - immigrant - allochtoon - nieuwe Belg

Slide 14 - Tekstslide

Samenvatting stijlfiguren

Hyperbool: als je overdrijft, gebruik je een hyperbool.

We hebben ons kapot gelachen (we hebben enorm gelachen).


Understatement: als je iets afzwakt, gebruik je een understatement.

Die rijke vrouw heeft een leuk stulpje gekocht (een heel groot huis).


Litotes: een bijzondere vorm van understatement. Je ontkent het tegenovergestelde.

Ze is bepaald niet dom (ze is slim).


Eufemisme: je iets zo dat het als minder hard of erg overkomt. Dit doe je om een pijnlijke situatie te verzachten. Hij gaat creatief om met de waarheid (hij liegt). 






 

 


Slide 15 - Tekstslide