2havo - Lezen H3

2havo
Nederlands
 januari 2021
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

2havo
Nederlands
 januari 2021

Slide 1 - Tekstslide

Online lessen afspraken
Wie? Jij
Wat? Zit achter een tafel of bureau. Doet mee met de les. Stelt vragen in de chat
Waar? Thuis
Hoe? Doet oortjes in, camera aan, microfoon uit.



Slide 2 - Tekstslide

Planning
Lezen > Tekstverbanden en signaalwoorden


Slide 3 - Tekstslide

Vragen over huiswerk?

Slide 4 - Tekstslide

Welke 12 tekstverbanden ken je nu?

Slide 5 - Open vraag

Welke signaalwoorden horen bij een voorwaardelijk verband?
A
Adhv, zodat, om te, dmv, met, middels en opdat
B
Als, indien, tenzij, wanneer, als dan
C
Kortom, samengevat, met andere woorden en al met al.
D
Ook al, zij het dat, weliswaar, alhoewel, ofschoon, desondanks,

Slide 6 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met een toegevend verband?

Slide 7 - Open vraag

Doel deze les
Aan het einde van de les herken
je de volgende verbanden in teksten:

doel-middel
vergelijkend
samenvattend
chronologisch
concluderend
oorzakelijk
opsommend
toelichtend
redengevend
tegenstellend
voorwaardelijk
toegevend

Slide 8 - Tekstslide

Een alternatief voor geld
Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf alle signaalwoorden die jij herkent in de tekst in je schrift. 

Slide 10 - Tekstslide

Een alternatief voor geld
Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.
timer
3:00

Slide 11 - Tekstslide

Een alternatief voor geld
Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.

Slide 12 - Tekstslide

Noteer nu welk tekstverband ieder signaalwoord aangeeft. 

Slide 13 - Tekstslide

Een alternatief voor geld
Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.

Slide 14 - Tekstslide

Welke tekstverbanden heb jij gezien?


> Check je antwoord in de volgende dia

Slide 15 - Tekstslide

Tekstverbanden in de tekst
Toegevend - chronologisch
 oorzakelijk 
toelichtend - opsommend
 tegenstellend

Slide 16 - Tekstslide

Welke kleur is welk verband?
Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.

Toegevend - chronologisch - oorzakelijk - toelichtend - opsommend - tegenstellend
Groen - rood - roze - fel blauw - licht blauw - paars - geel

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
bankieren
B
betaalmiddelen
C
contant geld
D
ruilhandel

Slide 18 - Quizvraag

H3 Lezen
maken opdr. 6 af 

Vragen in Meet of chat!

timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Vragen bij opdracht 6?

Slide 20 - Tekstslide

H3 Lezen
maken opdr. 8

Vragen in Meet of chat!

timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Lesdoel behaald?

Slide 22 - Tekstslide

Welke signaalwoorden horen bij een toegevend verband?
A
Adhv, zodat, om te, dmv, met, mbv, middels en opdat
B
Als, als dan, indien, tenzij, wanneer,
C
Kortom, samengevat, met andere woorden en al met al.
D
Ook al, zij het dat, weliswaar, alhoewel, ofschoon, desondanks,

Slide 23 - Quizvraag

Het doel-middel verband herken ik aan de signaalwoorden...

Slide 24 - Open vraag

HUISWERK
Lees in je leesboek 15 minuten

Afmaken opdr. 6 en 8 bij Lezen H3 

Slide 25 - Tekstslide

Tekstverbanden hoofdstuk

Slide 26 - Tekstslide

Tekstverbanden hoofdstuk

Slide 27 - Tekstslide