5-1-21 Nederlands 2E

S.O. tekstverbanden
Ik weet hoe ik een interview kan uitwerken tot een artikel
herhalen instructie over tekstverbanden
Instructie 'interview uitwerken' 
Nederlands 
6-1-21
Hoofdstuk 3 Schrijven; startopdracht, 1, 2 
Hoe ging het?
Maak de opdrachten uit de les af in de verwerkingstijd
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

S.O. tekstverbanden
Ik weet hoe ik een interview kan uitwerken tot een artikel
herhalen instructie over tekstverbanden
Instructie 'interview uitwerken' 
Nederlands 
6-1-21
Hoofdstuk 3 Schrijven; startopdracht, 1, 2 
Hoe ging het?
Maak de opdrachten uit de les af in de verwerkingstijd

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
  • Zorg dat je 2 devices hebt om te werken (laptop/computer en je telefoon)
  • Je boek voor Nederlands
  • Pen/ potlood/ extra papier
timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Kennis ophalen
Ga naar blz 76 in je boek 

Slide 3 - Tekstslide

[8] Het Commissariaat wil YouTubers straks kunnen beboeten, net als nu al met traditionele media gebeurt. Daarvoor moeten er eerst nieuwe richtlijnen aangenomen worden door het Europees Parlement. Dat duurt nog zeker twee jaar, denkt de woordvoerder.

Aan welke signaalwoorden herken je het vergelijkend verband in alinea 8?
A
straks
B
net als
C
dat
D
denkt

Slide 4 - Quizvraag

[1]Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.
- ‘Heel anders’ duidt op een vergelijking. Wat wordt met elkaar vergeleken?

Slide 5 - Open vraag

[1] Elke dag kopen duizenden mensen hun kaartjes voor concerten, theatervoorstellingen, voetbalwedstrijden en andere evenementen via internet. Dat gaat lang niet altijd goed. Je belandt als argeloze koper bij het zoeken naar kaartjes namelijk al snel, zonder het te beseffen, op de site van een doorverkoper. Daar betaal je veel meer voor een toegangskaart dan de oorspronkelijke prijs: soms anderhalf tot wel drie keer meer.
- Aan welke woorden herken je het vergelijkend verband in alinea 1?

Slide 6 - Open vraag

Startopdracht 
Ga naar blz 82 in je boek 

Slide 7 - Tekstslide

Instructie
Ga naar blz 82 in je boek

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Maak: Hoofdstuk 3 Schrijven opdracht 1 en 2

Opdracht 2 type je uit en stuur je per mail naar; nwagemaker@bbonderwijs.nl. 
Dit doe je vóór vrijdag 8 januari. 


timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Interview voor 
opdracht 2

Slide 10 - Tekstslide

Afronding
Hoe ging het?

Maak het werk af in de verwerkingstijd en op de huiswerkdag (morgen). 
Lever opdracht 2 in vóór vrijdag 8 januari

Tot vrijdag! 

Slide 11 - Tekstslide