In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Schrijfvaardigheid
Nieuwsbericht schrijven
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma
Bespreken huiswerk
Uitleg tekstindeling en -opbouw.
Oefentekst schrijven.
Feedback ronde
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
ken je de begrippen formeel en informeel taalgebruik en de 5xW+1H-vragen.
kun je uitleggen waar je op moet letten bij het schrijven van een nieuwsbericht.
kun je een geschreven nieuwsbericht beoordelen door sterke en zwakke punten te benoemen.
kun je uitleggen hoe jij aan de slag gaat met de feedback die je hebt gekregen op je schrijfproduct.
Slide 3 - Tekstslide
5xW+H
5xW+H is een ezelsbrug om gemakkelijker de hoofdzaken uit een tekst te halen/in je tekst te verwerken.
Wat (is het nieuws)?
Wie (speelt een rol in dit nieuws)?
Waar (is het gebeurd)?
Wanneer (is het gebeurd)?
Waarom (is het gebeurd)?
Hoe (is het gebeurd)?
Slide 4 - Tekstslide
Nieuwsberichten
Schrijfdoel = meestal informeren.
Titel (kop) en de inleiding (lead).
5xW+H-vragen worden vaak beantwoord.
Plaatjes (beeld) ter ondersteuning.
Betrouwbaarheid toetsen door de bron na te gaan.
Slide 5 - Tekstslide
Formeel taalgebruik
Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties.
Gebruik het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.
Je taalgebruik is dan netjes en zakelijk. Je houdt je aan conventies (afspraken m.b.t. taalgebruik). U, geachte, etc.
Slide 6 - Tekstslide
Informeel taalgebruik
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties.
Gebruik het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot.
Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de spreektaal.
Slide 7 - Tekstslide
Alinea schrijven
Een tekst wordt overzichtelijkals je hem verdeelt in alinea's.
In een alinea staat altijd informatie die bij elkaar hoort.
Slide 8 - Tekstslide
Hoe schrijf je een goede alinea?
De belangrijkste informatie van de alinea zet je in de eerste zin, de kernzin.
Vraag je daarna af wat de lezer nog meer moet weten over dit onderwerp, die informatie zet je in de volgende zinnen.
Begin een nieuwe alineaals je over een nieuw deelonderwerp gaat schrijven.
Bedenk voor je begint met schrijven wat je wilt vertellen en schrijf dat in steekwoorden op.
Begin een nieuwe alineaaltijd op een nieuwe regel. Binnen een alinea schrijf je zinnen achter elkaar door
Slide 9 - Tekstslide
Hoe ziet een goede zin eruit?
Een goede zin...
begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
Bestaat uit 10 tot 15 woorden (kan soms iets langer of korter).
Heeft een onderwerp en een persoonsvorm (iets/iemand + een actie).
Slide 10 - Tekstslide
Aan de slag!
Hoofdstuk 3.2 opdracht 9
Pagina 64
Slide 11 - Tekstslide
DENKEN-DELEN-UITWISSELEN
Lees de tekst van je buurman/-vrouw en bedenk twee sterke punten en twee zwakke punten voor je buurman/-vrouw. Probeer zo concreet mogelijk te zijn.
Deel de feedback met je buurman/-vrouw.
Wissel de feedback klassikaal uit.
Dus niet: 'De spelling kan beter.'
Maar wel: 'De werkwoordspelling kan beter, want er worden veel dt-fouten gemaakt.'
Dus niet: 'Goede alinea's.'
Maar wel: 'De alinea's opbouw is goed, want in de inleiding vind je de wie, wat, waar en wanneer en in het middenstuk is 1 alinea waarin de waarom-vraag wordt beantwoord en 1 waarin de hoe-vraag wordt beantwoord.'
timer
5:00
Slide 12 - Tekstslide
Stuur een foto/screenshot van jouw geschreven tekst.