Spelling les 6 hv3 Afkortingen

Woensdag 16 september 

Pak je leesboek en start met lezen


Theorie afkortingen, verkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden en symbolen. 


Aan de slag met Wikiwijs opdracht 18 en 19

timer
10:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 16 september 

Pak je leesboek en start met lezen


Theorie afkortingen, verkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden en symbolen. 


Aan de slag met Wikiwijs opdracht 18 en 19

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Doel:

- Je weet op 5 manieren een woord(groep) korter te schrijven

- Je kent de afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting en het symbool

- Je kunt bij alle 5 manieren een voorbeeld noemen

Slide 2 - Tekstslide

Theorie afkortingen
- Je schrijft een afkorting met één of meerdere punten.
- Als in het oorspronkelijke woord een hoofdletter voorkomt, komt deze ook in de afkorting.
Voorbeelden:
i.v.m. = in verband met
Z.K.H. = Zijne Koninklijke Hoogheid

Slide 3 - Tekstslide

Theorie verkortingen
- Het zijn delen van een woord(groep).
- Je schrijft het als een gewoon woord.
- Hoofdletter alleen aan het begin als het een naam is.
Voorbeelden: info = informatie 
horeca = hotels, restaurants en cafés
Benelux = België, Nederland, Luxemburg

Slide 4 - Tekstslide

Theorie letterwoorden
- Het zijn de eerste letters van een woordgroep.
- Je schrijft geen punten.
- Je schrijft een hoofdletter als het een naam is of volgt de schrijfwijze van de organisatie.
- Je spreekt het woord als geheel uit, niet waar het voor staat.
Voorbeelden:
havo, vip, RIAGG

Slide 5 - Tekstslide

Theorie initiaalwoorden
- Je schrijft geen punten.
- Je spreekt de losse letters uit.
- Je schrijft een hoofdletter als het een naam is of volgt de schrijfwijze van de organisatie.
Voorbeelden:
pc, pk, NS

Slide 6 - Tekstslide

Theorie symbolen
- Het is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid, of een valuta.
- Je schrijft geen punt.
- Een symbool is internationaal afgesproken.
- Je spreekt het woord uit waar het voor staat. Voorbeelden: V (volt) km/h, MHz

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Maak 5 groepen. Schrijf in je schrift eerst zelf zoveel mogelijk voorbeelden.  Gebruik hulpmiddelen.  Maak een top 5 van jullie beste, zeldzame  of meest voorkomende voorbeelden.
Groep 1: afkortingen (i.v.m.)
Groep 2: verkortingen (info)
Groep 3: initiaalwoorden (btw)
Groep 4: letterwoorden (havo)
Groep 5: symbolen (kw/h)
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Maken via Wikiwijs opdracht 18 en 19.

Klaar? Opdrachten afmaken die je nog niet af had

Slide 9 - Tekstslide

Wat is KLM?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 10 - Quizvraag

Wat is z.g.a.n.?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 11 - Quizvraag

Wat is prof?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 12 - Quizvraag

Wat is btw?
A
een afkorting
B
een verkorting
C
een letterwoord
D
een initiaalwoord

Slide 13 - Quizvraag

timer
2:00
Noteer zoveel mogelijk juiste afkortingen. Geef de afkorting en betekenis.
Je mag hulpmiddelen gebruiken

Slide 14 - Woordweb

timer
2:00
Noteer zoveel mogelijk juiste verkortingen. Geef de afkorting en betekenis.
Je mag hulpmiddelen gebruiken

Slide 15 - Woordweb

timer
2:00
Noteer zoveel mogelijk juiste letterwoorden. Geef de afkorting en betekenis.
Je mag hulpmiddelen gebruiken

Slide 16 - Woordweb

timer
2:00
Noteer zoveel mogelijk juiste initiaalwoorden. Geef de afkorting en betekenis.
Je mag hulpmiddelen gebruiken

Slide 17 - Woordweb

timer
2:00
Noteer zoveel mogelijk juiste symbolen. Geef de afkorting en betekenis.
Je mag hulpmiddelen gebruiken

Slide 18 - Woordweb