H3.2 Hoe verloren vorsten hun macht?

H8 'Strijd om vrijheid en gelijkheid'


cursus 3.2 'Hoe verloren vorsten hun macht'

Tijdvak 7:

Tijd van pruiken en revoluties (1600-1700)

17de en 18de eeuw

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H8 'Strijd om vrijheid en gelijkheid'


cursus 3.2 'Hoe verloren vorsten hun macht'

Tijdvak 7:

Tijd van pruiken en revoluties (1600-1700)

17de en 18de eeuw

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling  3.1

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een recht en wat is een plicht?

Slide 3 - Open vraag

Welke personen spelen een belangrijke rol bij een rechtszaak?
A
verdachte, rechter, advocaat
B
officier van justitie, rechter, advocaat
C
verdacht, rechter, officier van justitie
D
getuige, advocaat, rechter

Slide 4 - Quizvraag

Noem een misdrijf en daarna een overtreding.

Slide 5 - Open vraag

'Twee buren hebben ruzie over de bouw van een schuur' valt onder:
A
Strafrecht
B
Civiel (burgerlijk) recht

Slide 6 - Quizvraag

'Twee mannen hebben iemand mishandeld' valt onder:
A
Strafrecht
B
Civiel (burgerlijk) recht

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer krijgt iemand TBS (terbeschikkingstelling)?

Slide 8 - Open vraag

Lesdoelen 3.2
  •  Aan het einde van de les weet je wat de Franse Revolutie was. 


  • Je weet waarom de burgers in opstand kwamen tegen de Franse koning Lodewijk XVI.

 

  • Je weet wat  patriotten zijn.


  • Je kunt het begrip Bataafse Revolutie uitleggen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Waarmee begon de Franse Revolutie?
A
Belastingverhoging van de koning
B
Bestorming Bastille
C
onthoofding van de koning
D
vlucht Willem V

Slide 11 - Quizvraag

Tussen welke jaren speelde de Franse Revolutie zich af?
A
Tussen 1790 en 1799
B
Tussen 1865 en 1875
C
Tussen 1769 en 1789
D
Tussen 1789 en 1799

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Franse Revolutie
  • Begon op 14 juli 1789
  • Lodewijk XVI heeft de absolute macht: Hij nam alle beslissingen zelf en hoefde aan niemand verantwoording af te leggen.
  • Burgers komen in opstand, omdat ze teveel belastingen moesten betalen en mee wilden beslissen over wetten.

Slide 15 - Tekstslide

Wat was een reden voor de Franse Revolutie
A
De koning zorgde dat het land arm werd
B
De belastingen stegen voor de boeren & burgerij
C
Er was jaren lang een slechte oogst
D
Alle drie zijn juist

Slide 16 - Quizvraag

Wat veranderde er na de Franse Revolutie?
A
Geen standen, meer rechten voor de koning
B
Geen standen, grondwet, een democratie
C
Een extra stand die belasting moest betalen, een grondwet, revolutie
D
Er veranderde niets

Slide 17 - Quizvraag

De Franse Revolutie was in:
A
1748
B
1776
C
1789
D
1795

Slide 18 - Quizvraag

Bekijk de afbeeldingen.
Waarom heet dit tijdvak
Pruiken en Revoluties?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Bataafse Revolutie
  • Begon in 1795
  • Patriotten kwamen in opstand tegen de macht van de Stadhouder en de Regenten.
  • Patriotten wilden dat het bestuur van een land, stad, provincie door burgers werd gekozen.
  • Met behulp van een Frans leger versloegen de patriotten de orangisten (steunden de Stadhouder Willem V). 

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de Bataafse Revolutie?
A
een democratische revolutie met steun van Pruisen
B
een democratische revolutie met steun van Frankrijk
C
Een opstand tegen de Bataafse koning
D
Een opstand tegen de Franse koning

Slide 22 - Quizvraag

Wie stonden tegenover elkaar tijdens de Bataafse revolutie?
A
Prins Willem V en de prinsgezinden
B
Prins Willem V en de patriotten
C
de prinsgezinden en de orangisten

Slide 23 - Quizvraag

In welk jaar was de Bataafse Revolutie?
A
1695
B
1795
C
1895
D
1995

Slide 24 - Quizvraag

De Bataafse Revolutie was een revolutie die in De Nederlanden plaats vond.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 25 - Quizvraag

De Bataafse Revolutie is gelukt met hulp van de ....?
A
Duitsers
B
Fransen
C
Engelsen
D
Spanjaarden

Slide 26 - Quizvraag

Franse Revolutie

Bataafse Revolutie
Veel doden
Weinig doden
De dood van een koning
Koning blijft leven
Duurde 1 jaar
Duurde 10 jaar

Slide 27 - Sleepvraag

De Franse Revolutie 
De Bataafse Revolutie 
Bastille
Guillotine
Lodewijk
Parijs

Patriotten
Regenten
Stadhouder
Willem V

Slide 28 - Sleepvraag

Een overeenkomst tussen de Bataafse Revolutie en Franse Revolutie is ......
A
dat beide landen aan het begin van de revolutie een monarchie waren
B
dat beide landen de koning afzetten
C
dat beiden revoluties zich in Frankrijk afspeelden
D
dat beide revoluties democratische revoluties waren

Slide 29 - Quizvraag

Welke begrippen horen bij elkaar? 
Willem V
Generaal, Consul
Valbijl
voorstanders Franse Revolutie
guillotine 
revolutionairen
Napoleon
stadhouder

Slide 30 - Sleepvraag

Slide 31 - Video

Wat is de verlichting?
A
Uitvinding van de straatlantaarns
B
Steeds meer uitvindingen waarbij kennis belangrijker werd dan geloof
C
Steeds meer uitvindingen die het geloof helpen de bijbel te verklaren
D
Het schrijven van een nieuwe vertaling van de bijbel

Slide 32 - Quizvraag

Wat leert de 3e stand van de Verlichting?
A
Dat de koning is aangesteld door God
B
Dat traditie, geloof en gewoonte juist zijn
C
Ze zien in dat het oneerlijk is dat alleen zij belasting moeten betalen.
D
Ze leren dat je niet in opstand moet komen, want mensen kunnen niet goed nadenken.

Slide 33 - Quizvraag

19. In de verlichting dachten mensen over allerlei zaken na. Welke zaken waren dat?
A
economie
B
geloof
C
politiek
D
wetenschap

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video

Begrippencheck:
absolutisme
A
Een democratisch bestuur.
B
Alle volksvertegen-woordigers.
C
Land waarover een koning regeert.
D
In je eentje alles zelf beslissen.

Slide 36 - Quizvraag

Wat was het absolutisme?
A
De vorst bepaalt alles en hoeft aan niemand verantwoording af te leggen.
B
Een samenleving die uit drie standen bestond: geestelijken, edelen en burgers.
C
Het volk (burgers) mag zelf de bestuurders kiezen.
D
Onderzoeken door te experimenteren, goed te kijken en daarvan te leren.

Slide 37 - Quizvraag

Aan de slag
Maken:
  • Cursus 3.2 
  • Begrippen en betekenissen


Klaar:

  • Alle blauwe opdr.
  • Verdieping blz. 118, 119
  • Topografie blz. 120, 121

Slide 38 - Tekstslide