Oefentoets 3 havo thema 2 (voeding vertering) en thema 3 (bloedsomloop)

Tot welke bloedsomloop hoort de onderste holle ader?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Tot welke bloedsomloop hoort de onderste holle ader?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 1 - Quizvraag

Tot welke bloedsomloop hoort de aorta?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop

Slide 2 - Quizvraag

Bevat nummer 2:
- zuurstofrijk of zuurstof arm bloed?
- is het de grote of kleine bloedsomloop
1
2
3
4
5
6
A
zuurstofarm kleine bloedsomloop
B
zuurstofrijk kleine bloedsomloop
C
zuurstofarm grote bloedsomloop
D
zuurstofrijk grote bloedsomloop

Slide 3 - Quizvraag

Je volgt een bloedcel. Welke bloedvaten en onderdelen van het hart kom je tegen? Start bij de nierader en eindig in de nierslagader.

Slide 4 - Open vraag

Wat is de functie van de kransslagaders?
A
Zuurstof naar het hart brengen
B
Zuurstof bij het hart ophalen
C
Koolstofdioxide naar het hart brengen
D
Koolstofdioxide bij het hart ophalen

Slide 5 - Quizvraag

In de spieren gaan........ het bloed uit
A
koolstofdioxide en zuurstof
B
zuurstof en bloed
C
glucose en bloed
D
zuurstof en glucose

Slide 6 - Quizvraag

Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen

Slide 7 - Quizvraag

Een ader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart weg
C
Bevat meestal zuurstofrijk bloed
D
Bevat meestal zuurstofarm bloed

Slide 8 - Quizvraag

Een slagader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart af
C
Vervoert meestal zuurstofrijk bloed
D
Vervoert meestal zuurstofarm bloed

Slide 9 - Quizvraag


7 en 8
A
7: linker boezem 8: kransaders
B
7: rechter kamer 8: kransslagaders
C
7: rechter boezem 8: kransaders
D
7: rechter boezem 8: kransslagaders

Slide 10 - Quizvraag

Welke wand is het dikst ? De wand van de ...
A
linker boezem
B
linker kamer
C
rechter boezem
D
rechter kamer

Slide 11 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antigenen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 12 - Quizvraag

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 13 - Quizvraag

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 14 - Quizvraag

Welke bloedgroep is hier weergegeven?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep 0

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de functie van een lymfeknoop?
A
Lymfe verzamelen
B
Lymfe zuiveren
C
Lymfe afbreken
D
Lymfe opnemen

Slide 16 - Quizvraag

Lymfe ontstaat doordat bloedplasma eerst
A
lymfe wordt en daarna weefselvloeistof
B
weefselvloeistof wordt en daarna lymfe

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
zorgen voor oppervlakte vergroting
B
zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
helpen bij vertering van vet
D
helpen bij vertering van koolhydraten

Slide 18 - Quizvraag

de maag maakt
A
zuur
B
zuur en enzym voor vertering eiwitten
C
alleen enzym voor vertering van eiwitten
D
zuur en enzym voor vertering van vetten

Slide 19 - Quizvraag

Welke rol spelen verteringssappen bij vertering
A
Ze gebruiken de energie in voedingsstoffen
B
Ze bouwen nieuwe cellen met de voedingsstoffen
C
Ze knippen voedingsstoffen in kleine stukken
D
Ze brengen de voedingsstoffen uit je voedsel naar de organen

Slide 20 - Quizvraag


Welk orgaan produceert zowel enzymen voor de vertering van koolhydraten als enzymen voor de vertering van vetten? 
A
De alvleesklier
B
De lever
C
De maag
D
De speekselklier

Slide 21 - Quizvraag

Waar wordt gal gemaakt?
A
Galblaas
B
Gal
C
twaalfvingerige darm
D
Lever

Slide 22 - Quizvraag

Wat doet gal
A
Maakt voedsel kleiner
B
Lost voedingsstoffen op
C
Emulgeert vetten
D
Gal is een voedingsstof

Slide 23 - Quizvraag

Door het kauwen vindt er bij het voedsel oppervlaktevergroting plaats
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Welk verteringssap verteert zetmeel?
A
maagsap
B
speeksel
C
enzymen
D
darmsap

Slide 25 - Quizvraag

Op volgorde
nr. 4, nr. 5 en nr. 8:
A
lever, maag , luchtpijp
B
maag, lever, luchtpijp
C
maag, lever, slokdarm
D
lever, maag, slokdarm

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van spijsvertering?
A
Dunne darm, dikke darm, twaalfvingerige darm, endeldarm
B
Twaalfvingerige darm, dikke darm, dunne darm, endeldarm
C
Dunne darm, twaalfvingerige darm, dikke darm, endeldarm
D
Twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm, endeldarm

Slide 27 - Quizvraag

Waar worden geen verteringssappen aan de voedselbrij toegevoegd?

A
Maag
B
Twaalfvingerige darm
C
Dunne darm
D
Dikke darm

Slide 28 - Quizvraag

Waarmee toon je zetmeel aan ?
A
Jodium
B
Glucose
C
Flolium
D
Sodium

Slide 29 - Quizvraag