VEI 12.5: De organen voor vertering M4 2024

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welkom!
  • Fijn dat jullie er allemaal zijn!

  • Leg vast je boeken, schrift en laptop op tafel.

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel speeksel produceert een mens gemiddeld per dag? Tussen de .....
A
0,05L en 0,1L per dag
B
0,1L en 0,5L per dag
C
0,5L en 1,5L per dag
D
1,5L en 2,5L per dag

Slide 5 - Quizvraag

Maagzuur is super sterk, zelfs zo sterk dat het een scheermesje kan oplossen. Is dat zo?
A
Nee, absoluut niet!
B
Ja, dat kan.

Slide 6 - Quizvraag

Hoe lang blijft het voedsel in je lichaam?
A
10 tot 12 uur
B
16 tot 20 uur
C
24 tot 48 uur
D
ongeveer 50 uur

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel bacteriële cellen zitten er in de darmen van een mens?
A
De helft van het aantal cellen in het lichaam.
B
Net zoveel als het aantal cellen in je lichaam
C
5 keer zoveel als het aantal cellen in het lichaam.
D
10 keer zo veel als het aantal cellen in het lichaam.

Slide 8 - Quizvraag

Waarmee is het oppervlak van de dunne darm te vergelijken?
A
Schaakbord
B
Klaslokaal
C
Tennisveld
D
Voetbalveld

Slide 9 - Quizvraag

Als alles goed gaat, hoelang duurt de operatie om de blindedarm te verwijderen?
A
8 minuten
B
23 minuten
C
38 minuten
D
52 minuten

Slide 10 - Quizvraag

Thema 4: Voeding en vertering

Slide 11 - Tekstslide

Planning
  • Start van de les
  • Weetjesquiz
  • Uitleg basisstof 5
  • Vragen LessonUp

Slide 12 - Tekstslide

Basisstof 5: De organen voor vertering

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Leerdoelen Voeding en vertering

Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij de voedselproductie en voedselbederf.
Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd.
Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen.
Je kunt zes groepen voedingsstoffen met hun functies en kenmerken noemen.
Je kan uitleggen hoe je glucose en zetmeel kan aantonen
Je kunt met behulp van de schijf van vijf adviezen voor een gezonde leefstijl geven.
Je kunt omschrijven wat vertering is en de functie van verteringssappen en enzymen hierbij aangeven.
Je kunt de delen van het verteringsstelsel noemen met hun functies en kenmerken.
Je kunt de verteringssappen noemen met hun functies.
Je kunt de delen van een tand of kies benoemen met hun kenmerken.
Je kunt bij zoogdieren het verband aangeven tussen de voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken en functies van de tanden en kiezen.
Je kunt omschrijven wat tandplank en tanderosie is.






Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
  •  Je kunt de delen van het verteringsstelsel noemen met hun functies en kenmerken.
  • Je kunt de verteringssappen noemen met hun functies.

Slide 16 - Tekstslide

Mondholte
  • Kauwen is de eerste stap in de vertering
  • Kauwen vergroot het oppervlak van het voedsel

  • Functie van speeksel                                               -> zorgen dat je het eten makkelijker door kunt slikken en verteren van zetmeel                 -> enzym in speeksel start met de vertering van zetmeel

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Speeksel - Slokdarm

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slokdarm

Slide 21 - Tekstslide

Slokdarm en maag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Maag
  • De maag vrijwel constant in beweging.
  • De maagportier zorgt dat steeds een klein beetje voedsel naar de 12-vingerige darm gaat.

  • Functie van maagsap -> verteren van eiwitten.

Slide 24 - Tekstslide

Lever
  • De lever produceert gal 
  • Gal wordt opgeslagen in de galblaas
  • Als het nodig is, wordt het gal via de galbuis naar de 12-vingerige darm  gevoerd

  • Functie van gal: emulgeren van vetten

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Alvleesklier
  • De alvleesklier produceert alvleessap.
  • Dit verteringssap bevat verschillende enzymen voor de vertering van voedsel.

  • Functie van alvleessap: verteren van eiwitten, koolhydraten en vetten.

Slide 27 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm

Slide 28 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm
  • Hier komt het voedsel uit de maag, gal en alvleessap samen

  • Functie: het mengen van het voedsel met het gal en alvleessap.

Slide 29 - Tekstslide

Dunne darm

Slide 30 - Tekstslide

Dunne darm
  • Is zo'n 6 meter lang
  • In de wand bevinden zich de darmsapklieren


  • Functie darmsap -> afmaken van de vertering van eiwitten en koolhydraten

Slide 31 - Tekstslide

Bouw dunne darm

Slide 32 - Tekstslide

Dikke darm

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Dikke darm
  • Is ongeveer 1,5 meter lang 
  • Als de dikke darm niet goed werkt, heb je last van diaree.


  • Functie -> het onttrekken van het grootste deel van het water wat nog in de voedselbrij aanwezig is.

Slide 35 - Tekstslide

Endeldarm
  • Hier komen de onverteerde voedselresten uiteindelijk uit
  • De voedselbrij noemen we ontlasting
  • Anus houdt de endeldarm afgesloten

  • Functie endeldarm -> opslag van de onverteerde voedselresten

Slide 36 - Tekstslide

Blinde darm
  • Zit onder de plek waar de dunne darm in de dikke darm uitmond 
  • Bij een blindedarmontsteking is het wormvormig aanhangsel ontstoken

  • Functie -> geen functie bij vertering

Slide 37 - Tekstslide

Welk antwoord beschrijft het best de functie van kauwen?
A
Bij het kauwen wordt een begin gemaakt met het kleiner maken van de voedingsstoffen
B
Bij het kauwen wordt het voedsel gemengd met speeksel
C
Bij het kauwen wordt het buitenoppervlak van ons voedsel vergroot
D
Bij het kauwen wordt het buitenoppervlak van ons voedsel vergroot en gemengd met speeksel

Slide 38 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd?
A
Vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
Vetten, koolhydraten, mineralen
C
Eiwitten, vetten, koolhydraten
D
Koolhydraten, vitamine, mineralen

Slide 39 - Quizvraag

Waar start de eiwitvertering
A
Twaalvingerigedarm
B
Mond
C
Maag
D
Slokdarm

Slide 40 - Quizvraag

Waarvoor hebben we een huig?
A
De huig sluit de luchtpijp af bij slikken
B
De huig sluit de neusholte van bij slikken
C
De huig sluit de keelholte af bij slikken
D
De huig sluit de mondholte af bij slikken

Slide 41 - Quizvraag

Waar wordt gal gemaakt?
A
Galblaas
B
Gal
C
twaalfvingerige darm
D
Lever

Slide 42 - Quizvraag

Gal emulgeert vet.
Wat houdt dat in ?
A
Gal breekt vet af tot vetzuren
B
Gal maakt van grote vetdruppels kleine vetdruppels
C
Gal breekt zetmeel af tot glucose
D
Gal maakt kleine bolletjes van zetmeel.

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag

Slide 44 - Quizvraag

Welke voedingsstof kan niet direct door de dunne darmwand worden opgenomen?
A
Glucose
B
Vitaminen
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 45 - Quizvraag

Op volgorde
nr. 4, nr. 5 en nr. 8:
A
lever, maag , luchtpijp
B
maag, lever, luchtpijp
C
maag, lever, slokdarm
D
lever, maag, slokdarm

Slide 46 - Quizvraag

Slide 47 - Tekstslide