In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Grammatica I bijwoordelijke bepaling
Slide 1 - Tekstslide
Programma
- Herhalen stappenplan
5 min
-Herhalen voorzetselvoorwerp
5 min
-Bijwoordelijke bepaling
5 min
-Klassikaal oefenen
10 min
-Zelfstandig oefenen
40 min
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?
Je weet wat bijwoordelijke bepalingen zijn en hoe je kan bepalen welke zinsdelen bijwoordelijke bepalingen zijn;
Je kan de bijwoordelijke bepalingen in een zin bepalen;
Je kan beredeneren wat de bijwoordelijke bepalingen in een zin zijn;
Je kan van complexe of ongewone zinnen de bijwoordelijke bepaling beredeneren en je kan zelf zinnen bedenken die bijzonderheden hebben met bijwoordelijke bepalingen.
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift.
Ga naar Google Classroom.
In de map "Nederlands h2u" vind je een kopje met "Antwoorden".
Daarin staan de antwoorden van Grammatica H voorzetselvoorwerp.
Kijk je gemaakte opdrachten na.
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet je nog van het voorzetselvoorwerp?
Slide 5 - Woordweb
DUS: Wat is een voorzetselvoorwerp?
A
Een woord waar een voorzetsel voor staat.
B
Een onderwerp dat met een voorzetsel begint.
C
Een zinsdeel dat begint met een vz en dat 'vast' bij een ww hoort.
D
Een zinsdeel waar een voorzetsel in staat.
Slide 6 - Quizvraag
Zij is erg bang voor spinnen. Wat is het voorzetselvoorwerp?
A
bang voor
B
bang voor spinnen
C
voor spinnen
D
is er niet
Slide 7 - Quizvraag
Stappenplan
Persoonsvorm
Het belangrijkste werkwoord, werkwoord dat verandert als je de vorm of tijd verandert.
Gezegde
Alle werkwoorden in de zin.
Onderwerp
Wie/wat + gezegde.
Lijdend voorwerp
Wie/wat + gezegde + onderwerp.
Meewerkend voorwerp
Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp (+lijdend voorwerp).
Voorzetselvoorwerp
Voorwerp + voorzetsel.
Bijvoeglijke bepaling
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, hoeveel.
Slide 8 - Tekstslide
Bijwoordelijke bepaling
Slide 9 - Tekstslide
Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Grammatica I bijwoordelijke bepaling, opdracht 3-6.
-Huiswerk volgende week, Zie LessonUp/Magister/Studiewijzer.
Slide 10 - Tekstslide
Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat bijwoordelijke bepalingen zijn en hoe je kan bepalen welke zinsdelen bijwoordelijke bepalingen zijn;
Je kan de bijwoordelijke bepalingen in een zin bepalen;
Je kan beredeneren wat de bijwoordelijke bepalingen in een zin zijn;
Je kan van complexe of ongewone zinnen de bijwoordelijke bepaling beredeneren en je kan zelf zinnen bedenken die bijzonderheden hebben met bijwoordelijke bepalingen.