Present simple

Today's goal
  • To understand when the present simple is used in English
  • The correct subject/ verb agreement in the present simple  

  • Benoemen wanneer je de present simple tense gebruikt
  • Een werkwoord correct vervoegen in de present simple tense en dit toepassen in een gap-fill opdracht
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Today's goal
  • To understand when the present simple is used in English
  • The correct subject/ verb agreement in the present simple  

  • Benoemen wanneer je de present simple tense gebruikt
  • Een werkwoord correct vervoegen in de present simple tense en dit toepassen in een gap-fill opdracht

Slide 1 - Tekstslide

What do you already know about the present simple?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

How do we make the present simple?

We use the base form of the verb without 'to', so "to talk" =
I talk
You talk
She/  He / It talks
You talk
We talk
They talk 
What do you notice with "She/ He / It"? 

Slide 4 - Tekstslide

He / She / It
 When the subject is He/ She / it we add "s" to the  verb  

to walk - He walks  - Sam walks
 to talk - She talks - Donna talks 
to stop - It stops - The bus stops

Slide 5 - Tekstslide

S.H.IT Rule
She
He
IT
General rule = werkwoord
Werkwoord eindigend op S-klank (-sh, -ch)
Werkwoord eindigend op medeklinker Y (Remove the "Y" then + IES ---> Hurry= Hurries
+S
+ES
+IES

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Woorden met "y"
Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y
carry
study
hurry
cry
He carrIES
She studIES
She hurrIES
He crIES
Als een werkwoord eindigt op een klinker -y
play
buy
He playS
She buyS

Slide 8 - Tekstslide


It .......... (start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 9 - Quizvraag


We often ........... (talk) about our holiday.
A
talk
B
talks

Slide 10 - Quizvraag


He ..... (go) to the bus station.
A
go
B
goes

Slide 11 - Quizvraag

The cat .......... (play) with its toy.
A
play
B
plays

Slide 12 - Quizvraag


They ...... (visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 13 - Quizvraag

Sandra .......... (to be) my best friend
A
am
B
is
C
are

Slide 14 - Quizvraag

Wat is in deze zin het werkwoord?

Jane walks to school.
A
Jane
B
walks
C
to
D
school

Slide 15 - Quizvraag

Wat geef je aan met de
Present Simple?
A
Gewoonten
B
Feiten
C
Dingen die regelmatig gebeuren
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 16 - Quizvraag

Complete ....
Iedereen: Unit 2, lesson 4 Ex. 6

Then: online exercises for more practice. 
Start with Ex. 1 - Less than 75% good, continue with Ex. 2 and let me know. 
If the online Ex. 1 goes well start on U2:L4 Ex. 7 & 8 

Slide 17 - Tekstslide