- Ik kan de hoofdzaken en belangrijke details begrijpen in een audiofragment.
- Ik weet wanneer ik 'du' en wanneer ik 'Sie' gebruik.
- Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval gebruiken in zinnen.
Slide 4 - Tekstslide
Kontrolle Aufgabe 2
1 helemaal niet
2 onderscheidt
3 gebieden
4 nergens
5 passie
6 basis
Slide 5 - Tekstslide
Kontrolle Aufgabe 3
Aufgabe 3
Slide 6 - Tekstslide
Kontrolle Aufgabe 4
Slide 7 - Tekstslide
Kontrolle Aufgabe 4
Slide 8 - Tekstslide
Kontrolle Aufgabe 5
Slide 9 - Tekstslide
Kontrolle Aufgabe 6
Slide 10 - Tekstslide
Kontrolle Aufgabe 7
Slide 11 - Tekstslide
Kontrolle Aufgabe 8
Slide 12 - Tekstslide
Kontrolle Aufgabe 9
Slide 13 - Tekstslide
Aufgabe 10 und 11 Hören (S. 60)
Aufgabe 10b
Aufgabe 10c
Aufgabe 11
Slide 14 - Tekstslide
Landeskunde
Slide 15 - Tekstslide
du oder Sie?
Duitsers zijn afstandelijker dan Nederlanders. In Duitsland spreek je mensen niet snel aan met 'du'. Leerlingen zeggen altijd 'Sie' tegen hun docenten. Op veel scholen spreken docenten leerlingen van 16 jaar en ouder ook aan met 'Sie'.
Slide 16 - Tekstslide
du oder Sie?
Tegen wie zeg je 'du':
alle familieleden (incl. opa, oma, etc.)
goede vrienden en kennissen
jongeren tot 16 jaar
God
Tegen alle andere personen zeg je 'Sie'.
Slide 17 - Tekstslide
du oder Sie?
- opa
- de kassamedewerker in de supermarkt
- je klasgenoot
- je oom
- de kapper
- de tandarts
Slide 18 - Tekstslide
Aufgabe 15
Slide 19 - Tekstslide
Grammatik
1e naamval = onderwerp
wie/wat + persoonsvorm
Die Katze jagt die Maus. Sie jagt sie.
4e naamval = lijdend voorwerp
wie/wat + persoonsvorm + onderwerp
Die Katze jagt die Maus. Sie jagt sie.
Slide 20 - Tekstslide
Grammatik
3e naamval = meewerkend voorwerp
aan wie/wat + persoonsvorm + onderwerp + lijdend voorwerp
Die Katze gibt der Maus einen Kuss. Sie gibt ihr einen Kuss.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Aufgabe 16 (S. 66)
Slide 23 - Tekstslide
An die Arbeit!
Wat: Aufgabe 17 t/m 20
Wie: alleen
Hoe: in stilte
Hulp: Spickzettel
Waarom: Oefenen helpt je met het gebruik van de Spickzettel.
timer
10:00
Slide 24 - Tekstslide
Hausaufgaben (Di. 8. 10.)
Maken:
Aufgaben 17 t/m 20
Slide 25 - Tekstslide
Abschluss
- Ik kan de hoofdzaken en belangrijke details begrijpen in een audiofragment.
- Ik weet wanneer ik 'du' en wanneer ik 'Sie' gebruik.
- Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval gebruiken in zinnen.