Persoonlijk voornaamwoord: verwijst naar een mens, dier of ding. Woorden zoals: zij, hen, jullie, u, hij, wij, jou, je.
Bezittelijk voornaamwoord: staat vóór een bezit.
vb: Mijn huis, jouw tuin, hun problemen, jullie mogelijkheden, uw vrijheid, onze hond.