Woordbetekenis en beeldspraak

Inleiding
Korte herhaling 1.1 en 1.2
1.3 Figuurlijk taalgebruik
Maak opdracht 1 t/m 6 (155-157)
Nakijken
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Inleiding
Korte herhaling 1.1 en 1.2
1.3 Figuurlijk taalgebruik
Maak opdracht 1 t/m 6 (155-157)
Nakijken

Slide 1 - Tekstslide

Palmolieprobleem
Dit woord is een samenstelling: het bestaat uit meerdere woorden: palm, olie, probleem

Slide 2 - Tekstslide


studieondersteuningscentrum

Slide 3 - Open vraag

resultaatgericht

Slide 4 - Open vraag

Voorbeeld: fervent
Sommige mensen zijn fervent fan van het middagdutje. Deze enthousiaste fans zijn vaker mannen dan vrouwen. 

Slide 5 - Tekstslide

Activisten zeggen vaak dat dierproeven niet nodig zijn. Er zijn genoeg alternatieven, zeggen zij. Deze alternatieven worden al veel gebruikt. Er worden bijvoorbeeld reumatesten gedaan in een reageerbuis of op organen van overleden dieren.

Wat zijn 'alternatieven'?

A
proeven met planten
B
reumatesten
C
andere mogelijkheden
D
activisten

Slide 6 - Quizvraag

Veel mensen hebben een ambivalente houding ten opzichte van de anderhalve metermaatregel tijdens de coronacrisis: ze willen zich er wel aan houden maar ze hebben ook behoefte aan aanraken en knuffelen.
Wat is ambivalent?
A
onzeker
B
dubbel
C
eigenwijs
D
ongelovig

Slide 7 - Quizvraag

Beeldspraak
Bij beeldspraak benoem je iets niet direct, maar gebruik je een beeld om iets of iemand te typeren. We noemen het ook wel figuurlijk taalgebruik.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
       Ze werd aan de schandpaal genageld

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent
1. hij krijgt een hoofd als een biet
2. ze lacht als een boer met kiespijn
3. een roestbak op wielen
4. geld als water verdienen
5. stalen spieren hebben

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Ga naar bladzijde 155 en maak opdracht 1 t/m 6

Slide 11 - Tekstslide