In deze les gaan we het hebben over woordbetekenis en beeldspraak.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Inleiding
In deze les gaan we het hebben over woordbetekenis en beeldspraak.
Slide 1 - Tekstslide
Woordbetekenis
Als je een tekst leest begrijp je vaak niet alle woorden. Soms is dat niet erg. Een woord is bijvoorbeeld niet zo belangrijk.
Kijk maar:
Slide 2 - Tekstslide
De turquoise auto overschreed de snelheidslimiet
Slide 3 - Tekstslide
????????????????????????????
Als je niet weet wat 'turquoise' betekent, dan is dat niet zo erg in deze zin.
Maar als je niet weet wat 'overschreed' betekent, of 'snelheidslimiet', dan wordt het lastig de zin te begrijpen.
Slide 4 - Tekstslide
Woordbetekenis vinden
Je hebt verschillende manieren om achter de betekenis van een woord te komen.
Slide 5 - Tekstslide
1. In het woord zelf
2. In de context (omgeving van het woord)
3. In het woordenboek
Slide 6 - Tekstslide
1. In het woord zelf
Voorbeeld:
palmolieprobleem
Slide 7 - Tekstslide
Palmolieprobleem
Dit woord is een samenstelling: het bestaat uit meerdere woorden: palm, olie, probleem
Slide 8 - Tekstslide
Misschien weet je dan nog niet gelijk wat het woord betekent, maar je kunt wel gaan raden: Een palm is een boom, palmolie zal dan wel olie van een palmboom zijn en daar is waarschijnlijk een probleem mee.
Slide 9 - Tekstslide
nu jij
Je krijgt zo een aantal woorden. Kijk of je deze woorden kunt opdelen in meerdere woorden.
Slide 10 - Tekstslide
studieondersteuningscentrum
Slide 11 - Open vraag
resultaatgericht
Slide 12 - Open vraag
comfortgericht
Slide 13 - Open vraag
Context
Als je de betekenis van een woord niet kunt achterhalen door naar het woord zelf te kijken, dan kun je naar de context kijken. De context bestaat uit de zinnen voor en na het onbekende woord.
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeeld: fervent
Sommige mensen zijn fervent fan van het middagdutje. Deze enthousiaste fans zijn vaker mannen dan vrouwen.
Slide 15 - Tekstslide
Activisten zeggen vaak dat dierproeven niet nodig zijn. Er zijn genoeg alternatieven, zeggen zij. Deze alternatieven worden al veel gebruikt. Er worden bijvoorbeeld reumatesten gedaan in een reageerbuis of op organen van overleden dieren.
Wat zijn 'alternatieven'?
A
proeven met planten
B
reumatesten
C
andere mogelijkheden
D
activisten
Slide 16 - Quizvraag
Veel mensen hebben een ambivalente houding ten opzichte van de anderhalve metermaatregel tijdens de coronacrisis: ze willen zich er wel aan houden maar ze hebben ook behoefte aan aanraken en knuffelen. Wat is ambivalent?
A
onzeker
B
dubbel
C
eigenwijs
D
ongelovig
Slide 17 - Quizvraag
Beeldspraak
Bij beeldspraak benoem je iets niet direct, maar gebruik je een beeld om iets of iemand te typeren. We noemen het ook wel figuurlijk taalgebruik.
Slide 18 - Tekstslide
Voorbeeld
Ze werd aan de schandpaal genageld
Slide 19 - Tekstslide
Wat betekent
1. Hij krijgt een hoofd als een biet.
2. Ze lacht als een boer met kiespijn.
3. Een roestbak op wielen.
4. Geld als water verdienen.
5. Stalen spieren hebben.
Slide 20 - Tekstslide
Starttaal
Maak opdrachten 15, 16, 17 en 18 uit je boek.
Daarna maak je van bladzijde 82/83 opdracht 8, 9 of 10. Lever deze via de mail in