Werkwoordspelling Voltooide tijd

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Lesdoelen

Herhalen werkwoordspelling:

Tegenwoordige tijd (2 zinnen)

Verleden tijd (3 zinnen) + Theorie samengevat

Werkwoordspelling: 

• Filmpje met een eenvoudige uitleg wat een voltooide tijd is.
• Voltooide tijd: Klassikaal oefenen (8 zinnen), zodat de regels duidelijk zijn.
• Zelfstandig aan de slag: Taalverzorging 2.3

...... hij zijn toetsen altijd? (verscheuren, tegenwoordige tijd)

1. verscheur
2. verscheurt
3. verscheurd

Dat werk ...... me helemaal niet. (vermoeien, tegenwoordige tijd)

1. vermoei
2. vermoeit
3. vermoeid

Die voorwaarden ..... wij niet langer. (aanvaarden, verleden tijd)

1. aanvaarde
2. aanvaarden
3. aanvaardde
4. aanvaardden

De foto's ...... mij aan die fijne vakantie,. (herinneren, verleden tijd)

1. herinnerde
2. herinnerden
3. herinnerdde
4. herinnerdden

Toen pas ....... ik, dat er iets aan mijn fiets mankeerde. (merken, verleden tijd)

Wat is een voltooide tijd?

Oefenen met zinnen

Voltooide tijd

Is die riem niet goed vast .......? (gespen)

1. gegespt
2. gegespd

Waarom heeft Mehmet dat niet meteen .......? (vertellen)

1. vertelt
2. verteld

Tot nu toe heeft hij nog iedere dag ...... (wandelen)

1. gewandelt
2. gewandeld

De oude haven is helemaal ........ (dichtslibben)

Je hebt mij echt niet ....... (beledigen)

Is die auto daar in de bocht ..... (slippen)

1. geslipt
2. geslipd

Ik heb mijn oude fiets bij hem ....... (inruilen)

1. ingeruilt
2. ingeruild

Had jij je daar ook zo op .......? (verheugen)

1. verheugt
2. verheugd

Aan de slag!