Taalverandering - Straattaal


Straattaal
-



De invloed op het Standaardnederlands
tekst dia 1-2-3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Straattaal
-



De invloed op het Standaardnederlands
tekst dia 1-2-3

Slide 1 - Tekstslide

Welke straattaalwoorden
ken jij?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat straattaal is en wat de kenmerken zijn. 

  • kun je uitleggen en herkennen welke invloed straattaal op het Standaardnederlands heeft. 

  • kun je van straattaalwoorden bepalen op welke manier ze gevorm zijn. 

  • kun je je eigen straattaal/code bedenken. 
tekst Dia 4

Slide 4 - Tekstslide

Wat is die tor(r)i?
  • Jonge taal, sinds de jaren 90. 

  • Ontstaan in multiculturele wijken in grote steden.

  • Codetaal die veel deel jongeren gebruikt.

  • Grote invloed van Sranan (Sranantongo), maar ook van Marokkaans (Arabisch en Berbers), Amerikaans-Engels en Antilliaans.
  • Nederlands als basistaal.
Dia 5

Slide 5 - Tekstslide

Waarom die takki?
  • Voor veiligheid, waarschuwen op een manier die alleen vrienden begrijpen
    (Straattaal is ontstaan in onveilige wijken).

  • Om je 'streetcreds'  te laten zien.

  • Om stoer te doen (wannabe's?)

  •  Als non-conformisme, niet meedoen met de bestaande taalregels. Zo ben je authentiek, creatief en vindingrijk.
tekst Dia 6

Slide 6 - Tekstslide

Hoe werkt die takki?
  • Nederlandse woorden gemixt met woorden uit andere talen. 
  • Nieuwe woorden ontstaan door: afkortingen, nieuwewoorden, letter husselen, woorden omdraaien, samentrekkingen.
  • Het gaat om ritme, aanpassingen in: accent, luidheid, intonatie, klemtoon of spreektempo.
  • Veel, snelle veranderingen, de code moet niet gekraakt worden.
tekst Dia 7

Slide 7 - Tekstslide

Definitie van straattaal


Straattaal is dus een veranderlijke informele spreektaal waarin (stedelijke) jongeren het Nederlands verrijken (met leenwoorden en zelfbedachte nieuwvormingen) en vervormen (door betekenis aan te passen, structuur te veranderen en afkortingen te gebruiken). Woorden en gebaren worden gemengd tot een kleurrijk, groepsgebonden en veranderlijk geheel.’’
tekst Dia 8-9

Slide 8 - Tekstslide

Denk jij dat straattaal invloed heeft op het Standaardnederlands? Zo ja, welke invloed dan (wat verandert er).
tekst Dia 9

Slide 9 - Open vraag

Invloed op het Standaardnederlands
  • Verrijking woordenschat, straattaalwoorden in het dagelijks taalgebruik (doekoe, fisssa, patta's, fittie, loesoe, fa(wa)ka, matti, tatta, fatoe, koalo).

  • Ontwikkeling naar:
    één woordgeslacht
    één lidwoord

  • Evolutie of revolutie?
    Het nieuwe normaal bepaal je zelf...
tekst Dia 10

Slide 10 - Tekstslide


Bedenk jullie eigen codetaal
  • Straattaal is binnen elke stad, wijk en groep anders; het is een code voor 'ingewijden'.
  • Jullie zijn binnen de klas verschillende groepen en verzinnen jullie eigen straattaalcode. 
  • Je mag bestaande (straattaal)woorden gebruiken, maar je moet minimaal 12 eigen codewoorden verzinnen.
    Dat doe je door afkortingen te maken, letters te husselen, woorden te lenen en/of te combineren en/of om te draaien. 
tekst Dia 11

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Welke straattaalwoorden hebben jullie bedacht? (geef nog niet de betekenis)
tekst Dia 15

Slide 15 - Open vraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
tekst Dia 16-17

Slide 16 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 17 - Open vraag